ECLI:NL:HR:2000:AA5399

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C97/310HR (16.831)
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Roelvink
  • A. Heemskerk
  • M. van der Putt-Lauwers
  • F. Fleers
  • K. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Gemeente Echt tegen de erven van de buurman van de burgemeester

In deze zaak heeft de Gemeente Echt, eiseres tot cassatie, de erven van de buurman van de burgemeester, verweerders in cassatie, gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond. De Gemeente vorderde dat de erven zouden worden veroordeeld om een gedeelte van de gemeentegrond, dat zij in gebruik hadden, ontruimd ter beschikking te stellen aan de Gemeente. De erven hebben de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat de Gemeente hen het perceel te koop zou aanbieden. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis de Gemeente verzocht om inlichtingen en in een eindvonnis de vordering van de Gemeente afgewezen, maar de Gemeente veroordeeld om het perceel tegen een redelijke prijs aan de erven aan te bieden. De Gemeente heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat het vonnis van de Rechtbank in conventie heeft bekrachtigd en het vonnis in reconventie heeft vernietigd. De Gemeente heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de Gemeente zijn gekomen. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 7 april 2000.

Uitspraak

7 april 2000
Eerste Kamer
Nr. C97/310HR (16.831)
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE GEMEENTE ECHT,
gevestigd te Echt,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr J.G. de Vries Robbé,
t e g e n
1. Petronella Maria MEIJER, zowel in persoon als in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van [erfopvolgster 1], wonende te [woonplaats],
2. [erfopvolgster 2],
wonende te [woonplaats],
3. [erfopvolger 3], wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr J.P. Heering.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: de Gemeente - heeft bij exploit van 26 juli 1995 verweerders in cassatie - verder te noemen: de erven [buurman van de burgemeester] - op verkorte termijn gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond en gevorderd de erven [buurman van de burgemeester] tezamen als ieder van hen afzonderlijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de bij (een of meerderen van) hen in gebruik zijnde gemeentegrond, te weten een gedeelte van het perceel gemeente [woonplaats], sectie K. nr. [nummer] ter grootte van 247 m², geheel ontruimd en overeenkomstig de Voorwaarden, welke behoren bij het Besluit tot ingebruikgeving van de gemeentegrond, ter vrije beschikking van de Gemeente te stellen en de Gemeente te machtigen deze zelf door een deurwaarder, desnodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie te bewerkstelligen.
De erven [buurman van de burgemeester] hebben de vordering bestreden. Voorts hebben zij in reconventie gevorderd de Gemeente te bevelen om binnen vier dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het litigieuze perceelsgedeelte van voormeld perceel K [nummer] en grenzend aan de achtertuin van de erven [buurman van de burgemeester] aan hen te koop aan te bieden, zonodig met benoeming door de Rechtbank van een beëdigde makelaartaxateur ter bepaling van de vraagprijs, op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 100.000,--.
De Gemeente heeft in reconventie deze vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 1 februari 1996 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte tot het verschaffen van inlichtingen zijdens de Gemeente. Bij eindvonnis van 4 juli 1996 heeft de Rechtbank in conventie de vordering afgewezen en in reconventie de Gemeente veroordeeld om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis een deel van perceel K [nummer], groot 247 m², welk perceel grenst aan de tuin van de erven [buurman van de burgemeester] en wat thans bij hen in gebruik is, tegen een redelijke prijs aan de erven [buurman van de burgemeester] te koop aan te bieden en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 6 augustus 1997 heeft het Hof, rechtdoende in hoger beroep, bekrachtigd het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank te Roermond van 1 februari 1996, vernietigd het vonnis van voormelde Rechtbank van 4 juli 1996 voor zover daarbij de vordering in reconventie is toegewezen en de Gemeente in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie is veroordeeld, en opnieuw rechtdoende de vordering in reconventie afgewezen met veroordeling van de erven [buurman van de burgemeester] in de kosten van de procedure in eerste aanleg in reconventie en de Gemeente in de kosten van de procedure in eerste aanleg in conventie. Voor het overige heeft de Rechtbank het bestreden eindvonnis bekrachtigd en de kosten van het hoger beroep tussen partijen gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft de Gemeente beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De erven [buurman van de burgemeester] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerders in cassatie begroot op ƒ 803,43 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren
Heemskerk, Van der Putt-Lauwers, Fleers en Kop, en in het openbaar uitgesproken door de
raadsheer Heemskerk op 7 april 2000.