ECLI:NL:HR:2000:AA5345
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling voor medeplichtigheid aan diefstal met overschrijding van redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte op 4 april 2000 werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan diefstal. De verdachte had eerder op 16 januari 1997 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter, maar het Hof oordeelde dat de redelijke termijn voor behandeling van het hoger beroep niet was overschreden. De raadsman van de verdachte voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moest worden verklaard wegens schending van artikel 6 EVRM, omdat er een termijn van 22 maanden was verstreken tussen het instellen van het hoger beroep en de behandeling ter terechtzitting. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de lange periode niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof zijn beslissing voldoende had gemotiveerd. De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat er geen gronden zijn voor cassatie en de bestreden uitspraak niet vernietigd hoeft te worden.