ECLI:NL:HR:2000:AA5297
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- De Moor
- Van Brunschot
- Van Amersfoort
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en accijnsgoederenplaats
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X te Z en de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die was opgelegd over het vierde kwartaal van 1995, nadat er accijns was voldaan voor ontvreemde sigaretten en tabak. De belanghebbende had bij de aangifte geen omzetbelasting voldaan voor deze tabaksproducten, wat leidde tot de naheffingsaanslag.
De Hoge Raad oordeelde dat artikel 28 van de Wet op de omzetbelasting 1968 geen ruimte biedt voor het heffen van omzetbelasting in dit geval, aangezien er geen van de in dat artikel genoemde belastbare feiten had plaatsgevonden. Het Hof had vastgesteld dat de naheffingsaanslag in strijd was met de wet, en de Hoge Raad bevestigde dit oordeel. De Hoge Raad concludeerde dat de Inspecteur de naheffingsaanslag ten onrechte had opgelegd, en dat er geen schending was van communautair recht, zoals door de belanghebbende werd betoogd.
De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De Hoge Raad verwerpt zowel het beroep van de belanghebbende als dat van de Staatssecretaris, en legt de kosten van het geding in cassatie voor een deel bij de Staatssecretaris.