ECLI:NL:HR:2000:AA5295
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Van Amersfoort
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en uitstelregeling
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1989, opgelegd aan belanghebbende na een eerdere aanslag van nihil. De belastinginspecteur heeft de navorderingsaanslag vastgesteld op een belastbaar inkomen van f 209.724,--, met een verhoging van de nagevorderde belasting van 100%. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur heeft de navorderingsaanslag en de verhoging gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de navorderingsaanslag heeft verminderd tot een belastbaar inkomen van f 121.827,--, met een verhoging van 100%. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gemachtigde van belanghebbende ter zitting heeft erkend dat zijn naam op een uitstellijst heeft gestaan, welke lijst doorgaans door de inspecteur wordt goedgekeurd. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende en zijn belastingconsulent duidelijk op de hoogte waren van het verleende uitstel voor de inlevering van het aangiftebiljet 1989.
De Hoge Raad concludeert dat de navorderingsaanslag tijdig is vastgesteld en dat de oordelen van het Hof geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verwerpt het beroep en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 29 maart 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot, Van Vliet, Van Amersfoort en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.