ECLI:NL:HR:2000:AA5294
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- M. van Vliet
- J. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en kwade trouw van belastingplichtige
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990, waarbij de belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen de opgelegde aanslag. De Inspecteur had de aanslag verminderd, maar het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de aanslag. De Staatssecretaris ging in cassatie, waarbij de Hoge Raad moest beoordelen of het Hof terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van kwade trouw van de belastingplichtige.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had onderzocht of de belanghebbende opzettelijk onjuiste inlichtingen had verstrekt aan de Inspecteur, wat van belang is voor de vraag of de Inspecteur een navorderingsaanslag kon opleggen. De Hoge Raad concludeerde dat de belanghebbende inderdaad opzettelijk onjuiste informatie had gegeven over zijn winst uit onderneming, wat betekent dat de voorwaarden voor het opleggen van een navorderingsaanslag waren vervuld. Daarom vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Dit arrest is op 29 maart 2000 vastgesteld en openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad, waarbij de waarnemend griffier aanwezig was. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van kwade trouw in belastingzaken en de mogelijkheid van navordering door de belastingautoriteiten.