ECLI:NL:HR:2000:AA5293

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34925
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Korthals Altes
  • Zuurmond
  • Pos
  • Beukenhorst
  • Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aftrekbaarheid van verhuiskosten bij wijziging van woonplaats

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, die betrekking heeft op de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag, die was gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 55.910,--. Na het indienen van bezwaar, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad beoordeelt in deze zaak de aftrekbaarheid van verhuiskosten die belanghebbende had opgevoerd in zijn aangifte. Belanghebbende had kosten van f 8.435,-- opgevoerd als aftrekbare verhuiskosten, die verband hielden met de vervanging van kachels en sanitair in de woning te T, waar hij samen met zijn partner woonde. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten voldoende verband hielden met de verhuizing om als aftrekbare verhuiskosten te worden aangemerkt. Dit oordeel is niet onjuist en kan in cassatie niet verder worden onderzocht.

De Hoge Raad wijst erop dat de in het middel aangevoerde opvatting over herinrichtingskosten niet kan worden aanvaard, omdat in het eerdere arrest het verband tussen de kosten en de verhuizing niet in geschil was. De Hoge Raad concludeert dat de kosten niet aftrekbaar zijn, ook niet als herinrichtingskosten. Tot slot oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verwerpt het beroep van belanghebbende.

Uitspraak

Nr. 34925
29 maart 2000
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 27 oktober 1998 betreffende de hem voor het jaar 1995 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 55.910,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende woonde van 1 augustus 1991 tot 1 januari 1994 - met een onderbreking van circa vijf maanden in 1993 - samen met zijn partner in een huurwoning te T. Van 1 januari 1994 tot 1 juli 1994 heeft belanghebbende een dienstbetrekking te Q (België) vervuld. Gedurende die periode heeft hij woonruimte te S (België) gehuurd. Belanghebbende bracht de weekeinden gezamenlijk met zijn partner door, hetzij in de woning in T, hetzij in de gehuurde woonruimte in S. Met ingang van 1 juli 1994 heeft belanghebbende een dienstbetrekking met een proeftijd van twee maanden te R aanvaard. In verband met het aanvaarden van deze dienstbetrekking heeft belanghebbende de huur van de woonruimte in S beëindigd. Vanaf omstreeks 1 juli 1994 woonde belanghebbende samen met zijn partner in de woning te T. Op 19 augustus 1994 zijn belanghebbende en zijn partner gehuwd. Bij obligatoire overeenkomst van 16 september 1994 hebben belanghebbende en zijn echtgenote de woning te T gekocht; de notariële akte is op 1 december 1994 verleden. In het onderhavige jaar, 1995, heeft belanghebbende de in de woning te T aanwezige kachels vervangen door een centrale verwarmingsinstallatie, alsmede het aanwezige sanitair vernieuwd. Bij zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995 heeft belanghebbende de daarop betrekking hebbende kosten, f 8.435,--, als aftrekbare verhuiskosten opgevoerd.
3.2. Het Hof heeft, veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat belanghebbende inderdaad zijn woonplaats heeft verlegd vanuit België naar de woning in T, geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de onderhavige kosten voldoende verband hielden met de verhuizing om als aftrekbare verhuiskosten te kunnen worden aangemerkt. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet verder op zijn juistheid worden onderzocht. Het is ook niet onbegrijpelijk. Aan dit oordeel heeft het Hof terecht de gevolgtrekking verbonden dat de kosten niet, ook niet als herinrichtingskosten, aftrekbaar zijn. De in het middel met een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 1993, nr. 29002, BNB 1993/321, en de Resolutie van 5 januari 1994, nr. DB 93/5157M, BNB 1994/63, verdedigde opvatting dat herinrichtingskosten binnen de grenzen van de voor ambtenaren geldende onbelaste vergoedingen aftrekbaar zijn, ook als zij geen rechtstreeks verband houden met verhuizing, kan niet als juist worden aanvaard. In dat arrest was immers het verband tussen de kosten en de verhuizing niet in geschil, en de mededeling in de vermelde resolutie dat “tot de aftrekbare verhuiskosten ook kunnen worden gerekend de kosten van herinrichting en dergelijke” houdt niet meer in dan dat indien herinrichtingkosten voldoende verband houden met een verhuizing, de aard van die kosten als herinrichtingskosten zich tegen aftrek als verhuiskosten niet verzet.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 29 maart 2000 vastgesteld door de vice-president Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.