ECLI:NL:HR:2000:AA5260
Hoge Raad
- Cassatie
- M. Mijnssen
- A. Neleman
- J. Herrmann
- C. de Savornin Lohman
- P. Hammerstein
- H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad oordeelt over omgangsregeling tussen ouders na relatiebreuk
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de vader, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De vader had de moeder gedagvaard om haar te veroordelen tot het effectief voorbereiden van de minderjarigen op de afgifte aan hem, conform een omgangsregeling die door het Gerechtshof was vastgesteld. De moeder had deze vordering bestreden, en de President van de Rechtbank te Amsterdam had de gevraagde voorziening geweigerd. Het Gerechtshof bekrachtigde deze beslissing, waarop de vader cassatie aantekende.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vader en de moeder een affectieve relatie hadden, waaruit twee kinderen zijn geboren. Na de beëindiging van hun relatie verbleven de kinderen bij de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefende. De vader had eerder verzocht om een omgangsregeling, die door de Kinderrechter was afgewezen, maar later door het Gerechtshof was vastgesteld. De vader had de moeder en de Stichting interculturele Jeugdzorg Amsterdam gedagvaard om nakoming van deze regeling te eisen, maar de President had deze vordering afgewezen.
In cassatie heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het Gerechtshof de stellingen van de vader niet onbegrijpelijk had uitgelegd en dat het belang van de kinderen voorop staat bij de beoordeling van de omgangsregeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest benadrukt de noodzaak om het belang van minderjarigen te waarborgen in zaken van omgangsregelingen.