ECLI:NL:HR:2000:AA5255
Hoge Raad
- Cassatie
- J. Davids
- A. Aaftink
- M. Orie
- W. van Buchem-Spapens
- H. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onrechtmatig binnentreden door politie en bewijsverkrijging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Marokko in 1968, was eerder door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G. Hoogerwerf. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De zaak kwam voort uit een melding van buurtbewoners over geluidsoverlast, waarna de politie op 29 januari 1998 de woning van de verdachte betrad. De agenten troffen de verdachte gewond aan en voerden een spoedhuiszoeking uit, waarbij cocaïne werd aangetroffen. De verdachte stelde dat de politie onrechtmatig de woning was binnengetreden, omdat er geen schriftelijke machtiging was verleend, zoals vereist door de Algemene wet op het binnentreden.
Het Hof verwierp dit verweer, maar de Hoge Raad oordeelde dat de verbalisanten niet op basis van toestemming de woning mochten betreden. Echter, de Hoge Raad concludeerde dat de omstandigheden, waaronder de melding van een neergestoken persoon, rechtvaardigden dat de politie de woning betrad om hulp te verlenen. De Hoge Raad oordeelde dat het verweer van onrechtmatig binnentreden terecht was verworpen, ondanks de gebrekkige onderbouwing door het Hof. Uiteindelijk werd het beroep in cassatie verworpen, omdat geen van de middelen tot cassatie konden leiden.