ECLI:NL:HR:2000:AA5220
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van Brunschot
- J. van Amersfoort
- M. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en bewijspositie belanghebbende
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990, waarbij de belanghebbende aanvankelijk was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 26.898. De Inspecteur heeft een navorderingsaanslag opgelegd met een verhoging van de nagevorderde belasting van honderd procent, zonder kwijtschelding. Na bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van f 42.628, maar de verhoging gehandhaafd. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot f 42.268, met een belastingvrije som behorende bij tariefgroep 3, en kwijtschelding van de verhoging verleend tot 50% van de enkelvoudige belasting.
Tegen deze uitspraak heeft de belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld. De eerste klacht betrof de verplichting om inlichtingen te verstrekken tijdens een verhoor op 18 mei 1995, terwijl de belanghebbende meende recht te hebben op zwijgrecht. De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht faalt, omdat uit het proces-verbaal blijkt dat de belanghebbende is geïnformeerd over zijn recht om te zwijgen.
De tweede klacht betrof het niet retourneren van in beslag genomen stukken tijdens een huiszoeking op 5 april 1995, wat de bewijspositie van de belanghebbende zou hebben geschaad. Ook deze klacht faalt, omdat het Hof heeft vastgesteld dat er geen documenten onder de in beslag genomen stukken waren die als bewijs konden dienen voor de omvang van de door de belanghebbende genoten winst uit onderneming.
De overige klachten leiden evenmin tot cassatie. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is op 22 maart 2000 vastgesteld door de raadsheer Van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren Van Amersfoort en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff en op die datum in het openbaar uitgesproken.