ECLI:NL:HR:2000:AA5168
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- M. Jansen
- A. van der Putt-Lauwers
- W. Hammerstein
- M. Kop
- H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de nietigheid van een dagvaarding en ontslag op staande voet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Heinen & Hopman Engineering B.V. (hierna: H&H) en [verweerder]. De zaak betreft een geschil over de nietigheid van een dagvaarding en de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. Verweerder heeft H&H gedagvaard voor de Kantonrechter te Amersfoort, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld om te verklaren dat het ontslag op staande voet, gegeven op 22 september 1995, nietig is en dat de arbeidsovereenkomst op 15 december 1995 is beëindigd. H&H heeft in een incidentele conclusie gevorderd dat de dagvaarding van verweerder nietig verklaard wordt.
De Kantonrechter heeft op 3 juli 1996 de inleidende dagvaarding nietig verklaard, maar dit vonnis is door de Rechtbank Utrecht in hoger beroep op 8 april 1998 vernietigd. H&H heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de vonnissen van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat H&H niet in haar verdediging is benadeeld door het gebrek in de dagvaarding, aangezien een gecorrigeerde dagvaarding inmiddels in het geding was gebracht. De Hoge Raad heeft de middelen van H&H verworpen en geoordeeld dat er geen grond is voor nietigverklaring van de inleidende dagvaarding.
De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie voor H&H vastgesteld op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris, en heeft de vordering van H&H afgewezen. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte dagvaarding en de mogelijkheden tot herstel van eventuele gebreken in het proces.