ECLI:NL:HR:2000:AA5134
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Van Amersfoort
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over AOW-toekenning en zelfstandigheid van belanghebbende
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die op 17 februari 1999 een eerder besluit van het Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank heeft vernietigd. Het geschil betreft de toekenning van een gedeeltelijk pensioen en toeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan belanghebbende, die in Spanje woont. Het Bestuur had het bezwaar van belanghebbende tegen de toekenning van de AOW ongegrond verklaard, omdat het van mening was dat belanghebbende en zijn echtgenote niet verzekerd waren voor de AOW gedurende hun verblijf in Spanje van 22 juli 1986 tot 12 februari 1995.
De Arrondissementsrechtbank te Amsterdam had eerder het besluit van het Bestuur vernietigd, maar de Centrale Raad oordeelde dat het beroep van belanghebbende ongegrond was. In cassatie betoogde belanghebbende dat hij en zijn echtgenote als zelfstandigen moeten worden aangemerkt, waardoor zij als 'verzekerden' voor de AOW zouden gelden. De Hoge Raad oordeelde echter dat de Centrale Raad terecht had geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende en zijn echtgenote niet meer inhielden dan het gebruikelijke beheer van particulier vermogen.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en oordeelt dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 15 maart 2000 vastgesteld en openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.