ECLI:NL:HR:2000:AA5049
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van Brunschot
- J. van Vliet
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof inzake de niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1992. Na het indienen van het bezwaar, werd de belanghebbende door de Voorzitter van de Belastingkamer van het Hof niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. De belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend, maar het Hof heeft dit verzet ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en vastgesteld dat het Hof de betekenis van het aangetekend verzenden met ontvangstbewijs heeft miskend. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten onderzoeken welk poststuk op 29 april 1997 in ontvangst was genomen door de beveiligingsdienst van het Hof. Dit had kunnen leiden tot de mogelijkheid voor de belanghebbende om het beroepschrift aan te vullen met een motivering. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad de beslissing omtrent de proceskosten gereserveerd tot de einduitspraak, waarbij rekening is gehouden met de samenhang met een andere zaak. De belanghebbende heeft recht op vergoeding van het griffierecht dat verschuldigd was in de cassatieprocedure. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier.