ECLI:NL:HR:2000:AA4944

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C98/233HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Roelvink
  • A. Neleman
  • H. Herrmann
  • F. Fleers
  • J. Hammerstein
  • D. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een arrest van het Gerechtshof inzake een verzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [verzekeringnemer] en N.V. Interpolis Schade. De eiser tot cassatie, [verzekeringnemer], had Interpolis gedagvaard voor de Rechtbank te Breda, waarbij hij vorderde dat Interpolis zijn verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst zou nakomen. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 22 november 1994 een deskundigenonderzoek gelast en uiteindelijk in een eindvonnis van 23 april 1996 de vordering van [verzekeringnemer] toegewezen. Interpolis ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat in een tussenarrest van 22 april 1997 het vonnis van de Rechtbank vernietigde en een aanvullend deskundigenbericht bevolen. In het eindarrest van 14 april 1998 wees het Hof de vorderingen van [verzekeringnemer] af.

Tegen deze arresten heeft [verzekeringnemer] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep tegen het tussenarrest beoordeeld en geconcludeerd dat [verzekeringnemer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij geen middelen heeft aangevoerd tegen dit arrest. Voor het beroep tegen het eindarrest van 14 april 1998 heeft de Hoge Raad de klachten van [verzekeringnemer] niet gegrond verklaard, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep voor zover gericht tegen het tussenarrest en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft [verzekeringnemer] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van het aanvoeren van middelen in cassatie en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid.

Uitspraak

25 februari 2000
Eerste Kamer
Nr. C98/233HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzekeringnemer],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
N.V. INTERPOLIS SCHADE,
gevestigd te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr J.L.W. Sillevis Smitt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [verzekeringnemer] - heeft bij exploit van 5 november 1993 verweerster in cassatie - verder te noemen: Interpolis - gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd Interpolis te veroordelen om haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst na te komen door [verzekeringnemer] met ingang van 3 december 1990 weer in het genot van zijn uitkering te stellen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%, te vermeerderen met de wettelijke rente over het achterstallige schadebedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot en met die van de algehele voldoening.
Interpolis heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 22 november 1994 een deskundigenonderzoek gelast en bij tussenvonnis van 28 februari 1995 vragen voor dit onderzoek geformuleerd. Na deskundigenbericht heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 23 april 1996 de vordering van [verzekeringnemer] toegewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft Interpolis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij tussenarrest van 22 april 1997 heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd en een aanvullend deskundigenbericht bevolen. Bij eindarrest van 14 april 1998 heeft het Hof de vorderingen van [verzekeringnemer] afgewezen.
Beide arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het Hof heeft [verzekeringnemer] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Interpolis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep voor zover het is gericht tegen het tussenarrest, en voor het overige tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen het arrest van 22 april 1997
Nu [verzekeringnemer] geen middel heeft aangevoerd tegen voormeld arrest, dient hij in zijn beroep tegen dat arrest niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Beoordeling van het middel tegen het arrest van 14 april 1998
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [verzekeringnemer] niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 april 1997;
verwerpt het beroep tegen het arrest van dat Hof van 14 april 1998;
veroordeelt [verzekeringnemer] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interpolis begroot op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren Neleman, Herrmann, Fleers en Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer De Savornin Lohman op 25 februari 2000.