ECLI:NL:HR:2000:AA4941
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- F. Herrmann
- M. de Savornin Lohman
- W. Hammerstein
- J. Kop
- Rechtspraak.nl
Grensbepaling tussen percelen en erfafscheiding in civiele procedure
In deze zaak hebben de verkopers, eisers tot cassatie, en de kopers, verweerders in cassatie, een geschil over de grens tussen hun percelen. De verkopers hebben de kopers gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam, waarbij zij vorderden dat de grens van hun percelen zou worden vastgesteld volgens een kadastrale tekening van 25 november 1992. De kopers hebben de vorderingen bestreden en in voorwaardelijke reconventie gevorderd dat de verkopers de kosten van afbraak van een schutting zouden vergoeden, die volgens hen niet op de perceelsgrens stond. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 23 november 1994 de grens vastgesteld zoals aangeduid op de kadastrale tekening en de kopers toegelaten tot bewijslevering. In een eindvonnis van 4 september 1996 heeft de Rechtbank de vordering van de verkopers tot afbraak van de schutting afgewezen.
De verkopers hebben hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat in een arrest van 23 april 1998 de vonnissen van de Rechtbank heeft vernietigd en heeft geoordeeld dat de bestaande erfafscheiding de kadastrale erfgrens vormt. De verkopers hebben cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de kopers niet-ontvankelijk zijn in hun incidenteel appel, omdat dit gericht was tegen een einduitspraak van de Rechtbank waartegen niet tijdig hoger beroep was ingesteld. De Hoge Raad heeft het arrest van het Hof vernietigd en het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd.
De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de vaststelling van perceelsgrenzen en de rechtsgevolgen van overeenkomsten tussen partijen. De Hoge Raad heeft de proceskosten in cassatie aan de zijde van de verkopers begroot op ƒ 710,20 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.