ECLI:NL:HR:2000:AA4940
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Neleman
- J. Jansen
- W. Hammerstein
- D. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding bij AVO Techniek B.V.
In deze zaak heeft [ex-werknemer] AVO Techniek B.V. (hierna: AVO) gedagvaard wegens een kennelijk onredelijk ontslag dat op 31 januari 1994 was gegeven. De eiser, die sinds 1975 in dienst was bij AVO, vorderde onder andere herstel van de dienstbetrekking en schadevergoeding. De Kantonrechter te Helmond oordeelde op 12 januari 1996 dat het ontslag kennelijk onredelijk was en veroordeelde AVO tot betaling van een schadevergoeding van ƒ 10.000,-- bruto. AVO ging in hoger beroep, en de Rechtbank te 's-Hertogenbosch vernietigde het vonnis van de Kantonrechter op 20 maart 1998, waarbij de vorderingen van [ex-werknemer] werden afgewezen.
[Ex-werknemer] stelde cassatie in tegen de vonnissen van de Rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het ontslag niet kennelijk onredelijk was, met name in het licht van de gevolgen van het ontslag voor [ex-werknemer]. De Hoge Raad verwierp het beroep tegen het tussenvonnis van de Rechtbank, maar vernietigde het eindvonnis en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens werd AVO veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij de beoordeling van ontslagzaken, vooral als het gaat om de gevolgen voor de werknemer en de motivering van de rechterlijke beslissingen.