ECLI:NL:HR:2000:AA4938
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Heemskerk
- J. Jansen
- M. de Savornin Lohman
- K. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de afwijzing van de schuldsaneringsregeling en de goede trouw van de gefailleerde
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, aangeduid als [gefailleerde], had op 2 juni 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Rotterdam om de schuldsaneringsregeling toe te passen. Dit verzoek werd echter afgewezen door de Rechtbank op 9 juni 1999, waarna de gefailleerde in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof bekrachtigde op 22 juli 1999 het vonnis van de Rechtbank, wat leidde tot het cassatieberoep van de gefailleerde.
De Hoge Raad beoordeelde de middelen die door de gefailleerde waren ingediend. De Rechtbank had in haar vonnis een gedetailleerde uiteenzetting gegeven van de feiten en had geoordeeld dat er gegronde vrees bestond dat de gefailleerde tijdens de schuldsaneringsregeling zijn schuldeisers zou benadelen. Het Hof had deze overwegingen overgenomen en geconcludeerd dat de gefailleerde niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn oordeel voldoende had gemotiveerd en dat de gefailleerde niet in staat was geweest om de vrees weg te nemen dat hij zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zou nakomen. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep, waarmee de eerdere uitspraken van de Rechtbank en het Gerechtshof in stand bleven. Dit arrest benadrukt het belang van goede trouw in de context van de schuldsaneringsregeling en de rol van de rechterlijke instanties in het beoordelen van dergelijke verzoeken.