ECLI:NL:HR:2000:AA4900
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- M. van Vliet
- H. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie van aandelen als voorraad in de vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1994, waarbij de Inspecteur een belastbaar bedrag van ƒ 22.044,-- had vastgesteld. Na bezwaar van belanghebbende werd de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.
Belanghebbende had in de periode van 16 februari 1994 tot 24 mei 1994 aandelen in B BV verworven en deze weer verkocht. De Inspecteur rekende het voordeel van ƒ 2.172,-- dat belanghebbende met de aandelen had behaald tot de belastbare winst, omdat hij van mening was dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing was. Dit omdat de aandelen als voorraad werden gehouden, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Het Hof oordeelde dat de aandelen bij belanghebbende voor de verkoop en derhalve als bestemd voor de omzet aanwezig waren. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot een andere conclusie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de kwalificatie van de aandelen als voorraad correct was en dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing was onder de gegeven omstandigheden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.