ECLI:NL:HR:2000:AA4773
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- A. Neleman
- J. Jansen
- M. de Savornin Lohman
- H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van een faillissementsverzoek en de vaststelling van curator salaris
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij verzoeker, een failliet verklaarde, in beroep ging tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De beschikking betrof de vaststelling van het salaris en de faillissementskosten van de voormalig curator, mevrouw Bos-Hagens, over de periode van 27 maart 1998 tot en met 22 maart 1999. De Rechtbank had op 6 mei 1999 een voorschot op het salaris van Bos-Hagens vastgesteld op ƒ 13.947,50 en de faillissementskosten op ƒ 591,86, inclusief omzetbelasting. Verzoeker stelde dat hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beroep tegen deze beschikking.
De Hoge Raad oordeelde dat het faillissement van verzoeker reeds was geëindigd voordat Bos-Hagens haar werkzaamheden verrichtte. Dit was het gevolg van de homologatie van een akkoord met de schuldeisers, die in kracht van gewijsde was gegaan. De Hoge Raad concludeerde dat de beschikking van de Rechtbank niet op de Faillissementswet was gebaseerd, omdat de vaststelling van het salaris en de faillissementskosten niet ten laste van verzoeker kon komen. Hierdoor had verzoeker geen belang bij zijn beroep tegen de beschikking van 6 mei 1999, en werd hij niet-ontvankelijk verklaard.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep, wat door de Hoge Raad werd overgenomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de voorwaarden waaronder een curator aanspraak kan maken op salaris en kosten in faillissement.