ECLI:NL:HR:2000:AA4771
Hoge Raad
- Cassatie
- H. Herrmann
- A. van der Putt-Lauwers
- F. Fleers
- J. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking tot voorlopige machtiging tot verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2000 uitspraak gedaan over een cassatieverzoek van verzoeker, die in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef op basis van een voorlopige machtiging verleend door de Rechtbank te Amsterdam. De Officier van Justitie had op 25 oktober 1999 een vordering ingediend voor het verlengen van het verblijf van verzoeker, wat resulteerde in een beschikking van de Rechtbank op 11 november 1999. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal Langemeijer heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en verwijzing naar de Rechtbank te Amsterdam.
De Hoge Raad heeft de motiveringsklachten van verzoeker beoordeeld. Het middel richtte zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat er onvoldoende bereidheid was van verzoeker om in het psychiatrisch ziekenhuis te verblijven. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom zij tot dit oordeel was gekomen, ondanks de verklaringen van verzoeker en zijn advocaat dat hij bereid was tot verblijf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank had moeten aangeven op basis waarvan zij tot haar oordeel was gekomen, en dat de standaardmotivering niet volstond.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de beschikking van de Rechtbank te Amsterdam vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de Rechtbank in zaken die betrekking hebben op de vrijheidsbeneming van personen in psychiatrische instellingen.