ECLI:NL:HR:2000:AA4722

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R99/188HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H. Herrmann
  • A. van der Putt-Lauwers
  • F. Fleers
  • J. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen voorlopige machtiging tot verblijf in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van een patiënte tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam, die op 9 september 1999 een voorlopige machtiging heeft verleend voor het voortduren van haar verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. De Officier van Justitie had op 31 augustus 1999 een vordering ingediend, ondersteund door een geneeskundige verklaring. De Rechtbank heeft de patiënte, haar advocaat, de behandelend arts en een verpleegkundige gehoord voordat zij de machtiging verleende voor een periode van zes maanden. De beschikking van de Rechtbank is aan de Hoge Raad voorgelegd in het kader van het cassatieberoep.

De patiënte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking. De Advocaat-Generaal Langemeijer heeft in zijn conclusie geadviseerd om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het middel faalt op de gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal zijn vermeld.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 4 februari 2000 de beschikking van de Rechtbank bevestigd en het beroep van de patiënte verworpen. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren Herrmann, Van der Putt-Lauwers en Fleers, met de openbare uitspraak door raadsheer Heemskerk.

Uitspraak

4 februari 2000
Eerste Kamer
Rek.nr. R99/188HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de patiënte],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam heeft op 31 augustus 1999 onder overlegging van een op 26 augustus 1999 ondertekende geneeskundige verklaring een vordering ingediend bij de Rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen voortduren van het verblijf van [de patiënte] tot cassatie - verder te noemen: [de patiënte] - in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de Rechtbank [de patiënte], bijgestaan door haar advocaat, de behandelend arts en een verpleegkundige op 9 september 1999 had gehoord, heeft zij bij beschikking van 9 september 1999 de voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden.
De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft [de patiënte] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren Herrmann, als voorzitter, Van der Putt-Lauwers en Fleers, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 4 februari 2000.