ECLI:NL:HR:2000:AA4526
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- De Moor
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en bemiddeling bij hypotheekverstrekking
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, is opgelegd over het tijdvak van 1 februari 1995 tot en met 31 december 1995. De naheffingsaanslag bedraagt f 1.300,-- en is opgelegd zonder verhoging. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
In cassatie is vastgesteld dat de activiteiten van belanghebbende onder andere bestaan uit bemiddeling bij de aan- en verkoop van onroerende zaken, taxaties en adviezen over onroerende zaken. Belanghebbende ontving een vergoeding van A, een hypotheekbemiddelaar, voor haar diensten, waarvan 50% was toe te rekenen aan hypotheken. De Inspecteur stelde dat de vrijstelling van omzetbelasting, zoals neergelegd in artikel 11, lid 1, onderdeel j, 1°, van de Wet op de omzetbelasting 1968, niet van toepassing was, omdat belanghebbende geen omzetbelasting had voldaan over de ontvangen vergoedingen.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de prestaties waarvoor zij de vergoeding ontving, meer inhielden dan het verwijzen van cliënten naar A. Dit oordeel werd in cassatie niet bestreden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de ontvangen vergoeding niet kan worden aangemerkt als een vergoeding voor bemiddeling inzake krediet, omdat de activiteiten van belanghebbende niet gericht waren op het rechtstreeks in contact brengen van cliënten met kredietverstrekkers. Het cassatiemiddel dat stelde dat er al sprake is van bemiddeling bij het tot stand komen van een overeenkomst, werd verworpen.
De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep van belanghebbende. Dit arrest is op 26 januari 2000 vastgesteld en openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren.