ECLI:NL:HR:2000:AA4524
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van Brunschot
- Hammerstein
- Van Amersfoort
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van financieringskosten in de vennootschapsbelasting en de impact van belastingverdragen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De belanghebbende, een 100 procent dochtermaatschappij van B N.V., had een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd gekregen voor het jaar 1993. Na bezwaar was de aanslag verminderd, maar de belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verder verlaagde tot nihil. De Staatssecretaris stelde cassatie in tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad beoordeelt de zaak en komt tot de conclusie dat de financieringskosten van de belanghebbende, die voortvloeien uit een lening van B N.V. voor de financiering van een deelneming in A N.V., niet in aftrek kunnen worden gebracht. De Inspecteur had deze kosten niet geaccepteerd op basis van artikel 13, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De belanghebbende stelde dat het belastingverdrag met de Volksrepubliek China niet tot gevolg had dat de door A N.V. ontvangen leasetermijnen niet in de Nederlandse belastingheffing konden worden betrokken.
De Hoge Raad oordeelt dat, indien een belastingverdrag het heffingsrecht over een winstbestanddeel aan Nederland toewijst, dit betekent dat deze winst in Nederland belastbaar is. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij de Staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest is op 26 januari 2000 uitgesproken door de vice-president en andere rechters van de Hoge Raad.