ECLI:NL:HR:2000:AA4433

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C98/195HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Mijnssen
  • M. van der Putt-Lauwers
  • F. Fleers
  • A. de Savornin Lohman
  • H. Hammerstein
  • J. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over concurrentie en schadeloosstelling in advertentiewereld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen B.V. Dagblad De Telegraaf en een voormalige adverteerder, aangeduid als [verweerder]. De zaak begon toen [verweerder] in 1992 De Telegraaf dagvaardde voor de Kantonrechter te Hilversum, met vorderingen die onder andere betrekking hadden op het beschermen van zijn concurrentiepositie en het verkrijgen van schadeloosstelling voor gederfde provisie door gewijzigde marktomstandigheden. De Kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 7 juli 1993 een comparitie van partijen gelast, waarna de zaak door de Rechtbank te Amsterdam is behandeld. De Rechtbank heeft in 1995 het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd en de zaak terugverwezen.

In de daaropvolgende rechtsgang heeft [verweerder] zijn eis gewijzigd en aanvullende vorderingen ingediend, waaronder het verzoek om een schriftelijke opgave van verschuldigde provisie en een voorschot op achterstallige betalingen. De Kantonrechter heeft verschillende tussenvonnissen gewezen, waarbij onder andere de wijziging van eis is toegestaan en De Telegraaf is veroordeeld tot het verstrekken van een ondertekend geschrift met de inhoud van de agentuurovereenkomst.

De Telegraaf heeft hoger beroep ingesteld tegen de tussenvonnissen, maar de Rechtbank heeft deze in maart 1998 grotendeels bekrachtigd. Tegen dit vonnis heeft De Telegraaf cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, met de conclusie dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters juist waren. De Hoge Raad heeft De Telegraaf bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.

Uitspraak

21 januari 2000
Eerste Kamer
Nr. C98/195HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
B.V. DAGBLAD DE TELEGRAAF,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr E. Grabandt,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr S.A. Boele.
1.Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploit van 26 augustus 1992 eiseres tot cassatie - verder te noemen: De Telegraaf - gedagvaard voor de Kantonrechter te Hilversum en gevorderd uit te spreken dat, kort samengevat:
I.De Telegraaf gehouden is het belang van [verweerder] bij een ongehinderde concurrentie tussen hemzelf en andere acquisiteurs van advertenties voor de bladen van De Telegraaf te beschermen;
en
II. Primair: De Telegraaf dient [verweerder] te vrijwaren tegen prijsconcurrentie bij de acquisitie van advertenties voor haar bladen door het verlenen van een korting van 15% als bedoeld in artikel 19 van de “Regelen voor het Advertentiewezen”, althans meer dan 5% aan anderen dan aan [verweerder], gepaard aan de toestemming dat van dat percentage een gedeelte direct of indirect wordt doorgespeeld naar de adverteerder;
Subsidiair: De Telegraaf dient [verweerder]’s nadelige concurrentiepositie op te heffen door zijn advertentieprovisie eveneens te stellen op 15% en er in toe te stemmen dat hij daarvan een deel doorspeelt naar de adverteerders, dan wel zijn advertentieprovisie gesteld te houden op 5% maar hem te machtigen voor rekening van De Telegraaf zelf op gelijke wijze adverteerders voordelen toe te spelen als door andere acquisiteurs van advertenties voor de bladen van De Telegraaf aan adverteerders toegespeeld worden;
III. De Telegraaf dient [verweerder] schadeloos te stellen terzake van de provisie welke hij gederfd heeft door de gewijzigde marktsituatie ontstaan door de wijziging van de Regelen van het Advertentiewezen per 1 januari 1990 gepaard aan het aftroggelen van klanten van [verweerder] door personeel op het hoofdkantoor van De Telegraaf; als schadeloosstelling dient betaald te worden een bedrag van ƒ 30.000,--, althans een geldsom door de Kantonrechter naar redelijkheid en billijkheid te bepalen, een en ander met wettelijke rente;
IV.De Telegraaf dient [verweerder] schadeloos te stellen voor de kosten van juridische bijstand, te stellen op ƒ 5.000,-- en ƒ 3.000,--, dan wel een nog nader vast te stellen bedrag, althans zodanige bedragen als de Kantonrechter redelijk en billijk zal oordelen.
De Telegraaf heeft de vorderingen bestreden.
De Kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 7 juli 1993 een comparitie van partijen gelast en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit tussenvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam.
Bij vonnis van 22 februari 1995 heeft de Rechtbank het bestreden vonnis bekrachtigd en de zaak naar de Kantonrechter verwezen.
Daarop [verweerder] heeft zijn eis gewijzigd en gevorderd, kort gezegd:
Primair:
I.De Telegraaf te veroordelen om aan [verweerder] binnen een maand na de uitspraak een schriftelijke opgave te verstrekken van de tot en met de kalendermaand voordien aan [verweerder] verschuldigde provisie, gepaard aan gelijktijdige betaling aan [verweerder] van de provisiebedragen, benevens de wettelijke rente, en sinds 1 januari 1992 de rente van die rente telkens per jaar te berekenen, alsmede telkens, uiterlijk drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van [verweerder] aan hem en/of een door hem, althans door de President van de Rechtbank te Amsterdam benoemde deskundige, inzage te verlenen van de nodige bewijsstukken, een en ander op straffe van een dwangsom;
II.De Telegraaf bij voorraad te veroordelen aan [verweerder] binnen twee maal vierentwintig uur een voorschot te betalen op de achterstallige provisie als zoëven bedoeld ten bedrage van ƒ 60.000,--;
III.De Telegraaf, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen aan [verweerder] een ondertekend geschrift te verschaffen dat de geldende inhoud van de agentuurovereenkomst weergeeft;
Subsidiair de volgende veroordelingen uit te spreken:
I.De Telegraaf is gehouden het belang van [verweerder] bij een ongehinderde, concurrentie tussen hemzelf en andere acquisiteurs van advertenties voor de bladen van De Telegraaf te beschermen;
II.De Telegraaf dient [verweerder] te vrijwaren tegen prijsconcurrentie bij de acquisitie van advertenties voor haar bladen door het verlenen van een korting van 15% als bedoeld in artikel 19 van de “Regelen voor het Advertentiewezen”, althans meer dan 5%, aan anderen dat [verweerder], gepaard aan de toestemming dat van dat percentage een gedeelte direct of indirect wordt doorgespeeld naar de adverteerder; althans De Telegraaf dient [verweerder]’s nadelige concurrentiepositie op te heffen door zijn advertentieprovisie eveneens te stellen op 15% en er in toe te stemmen dat hij daarvan een deel doorspeelt naar de adverteerders, dan wel zijn advertentieprovisie gesteld te houden op 5% maar hem te machtigen voor rekening van De Telegraaf zelf op gelijke wijze adverteerders voordelen toe te spelen als door andere acquisiteurs van advertenties voor de bladen van De Telegraaf aan de adverteerders toegespeeld worden;
III.De Telegraaf dient [verweerder] schadeloos te stellen terzake van de provisie welke hij gederfd heeft door de gewijzigde marktsituatie ontstaan door de wijziging van de Regelen van het Advertentiewezen per 1 januari 1990 gepaard aan het aftroggelen van klanten van [verweerder] door personeel op het hoofdkantoor van De Telegraaf, met veroordeling van De Telegraaf om aan [verweerder] te betalen een bedrag gelijk aan [verweerder] door de litigieuze oneerlijke concurrentie berokkende schade, als op te maken bij staat en te vereffenen bij de wet, benevens de wettelijke rente, waarvan evenwel bij voorraad door De Telegraaf aan [verweerder] al te betalen een bedrag van ƒ 60.000,--;
En voorts:
De Telegraaf te veroordelen [verweerder] bij wijze van schadeloosstelling voor de kosten van juridische bijstand, welke niet reeds in een kostenveroordeling als volgens de wet zullen zijn begrepen, aan [verweerder] te betalen een bedrag van ƒ 10.000,-- benevens de wettelijke rente sinds deze schadeloosstelling werd gevorderd;
De Telegraaf te veroordelen tot restitutie aan [verweerder] van de aan [E.E.] te Amsterdam sinds 1 januari 1995 betaalde en nog te betalen retourprovisie ad ƒ 180,-- per week, benevens de wettelijke rente telkens te berekenen van de dag van betaling der retourprovisie.
Nadat De Telegraaf zich had verzet tegen de wijziging van eis, heeft de Kantonrechter bij tussenvonnis van 29 november 1995 de wijziging toegestaan, het onder primair I en II gevorderde afgewezen, en de zaak naar de rol verwezen teneinde De Telegraaf in de gelegenheid te stellen een nadere conclusie te nemen; bij tussenvonnis van 8 mei 1996 heeft de Kantonrechter De Telegraaf in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een door [verweerder] overlegde stuk.
Bij tussenvonnis van 6 november 1996 heeft de Kantonrechter De Telegraaf veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [verweerder] een ondertekend geschrift te verstrekken dat de thans geldende inhoud van de agentuurovereenkomst tussen partijen omvat, doch tenminste de inhoud die in dit vonnis is aangegeven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 250,-- per etmaal dat zij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van ƒ 25.000,--, de zaak naar de rol verwezen teneinde [verweerder] in staat te stellen een bepaald overzicht te produceren, en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen de vier vermelde tussenvonnissen heeft De Telegraaf hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam.
Bij vonnis van 11 maart 1998 heeft de Rechtbank het op 6 november 1996 gewezen vonnis vernietigd voor zover daarin aan [verweerder] is opgedragen een lijst over te leggen van de na het in werking treden van de ROTA-regels in 1990 verloren klanten en dit vonnis voor het overige bekrachtigd. Voorts heeft de Rechtbank de vonnissen van 7 juli 1993, 29 november 1995 en 8 mei 1996 bekrachtigd en de zaak naar de Kantonrechter teruggewezen.
Het vonnis van de Rechtbank van 11 maart 1998 is aan dit arrest gehecht.
2.Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld vonnis van de Rechtbank heeft De Telegraaf beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van De Telegraaf in de kosten.
3.Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal onder nr. 3.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt De Telegraaf in de kosten van het geding in cassatie, aan de zijde van [verweerder] tot op deze uitspraak begroot op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Mijnssen als voorzitter en de raadsheren Van der Putt-Lauwers, Fleers, De Savornin Lohman en Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 21 januari 2000.