ECLI:NL:HR:2000:AA4281
Hoge Raad
- Cassatie
- Neleman
- De Savornin Lohman
- Kop
- Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van eerdere arresten inzake informatieverstrekking door Jeugdzorg aan de moeder
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de moeder tegen Stichting Jeugdzorg Den Haag/Zuid-Holland Noord. De moeder had in eerste instantie een kort geding aangespannen tegen Jeugdzorg om informatie te verkrijgen over haar dochter. De President van de Rechtbank te 's-Gravenhage had de vordering van de moeder op 22 december 1995 afgewezen. Hierop heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat haar op 26 juni 1998 niet-ontvankelijk verklaarde in haar hoger beroep, met als argument dat de moeder geen belang meer had bij het hoger beroep vanwege gewijzigde omstandigheden. Dit arrest werd later gecorrigeerd op 4 september 1998.
De Hoge Raad heeft in deze cassatieprocedure de conclusie van de Advocaat-Generaal Bakels gevolgd, die had gepleit voor vernietiging van het bestreden arrest van het Hof, met betrekking tot de kostenveroordeling van de moeder. De Hoge Raad oordeelde dat de moeder wel degelijk belang had bij het hoger beroep, ondanks de gewijzigde omstandigheden, omdat de kostenveroordeling in eerste aanleg nog steeds ter discussie stond. De Hoge Raad heeft de arresten van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. Tevens werd Jeugdzorg veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de moeder waren begroot op ƒ4.072,55.
Dit arrest benadrukt het belang van de kostenveroordeling in hoger beroep, zelfs wanneer de oorspronkelijke vordering niet meer kan worden toegewezen. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de interpretatie van artikel 56 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en de rechten van partijen in cassatieprocedures.