ECLI:NL:HR:2000:AA4279

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C98/181HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Mijnssen
  • J. Neleman
  • M. Heemskerk
  • A. de Savornin Lohman
  • J. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoge Raad vernietigt vonnis Rechtbank Amsterdam inzake huurkoop en opschortingsrecht

In deze zaak hebben de huurkopers, aangeduid als [huurkopers], cassatie ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam, dat op 18 juni 1997 was gewezen. De huurkopers waren in een geschil verwikkeld met Arenda B.V., de verhuurder, over een huurkoopovereenkomst die was gesloten op 11 november 1992. Arenda had hen gedagvaard voor de Kantonrechter te Amsterdam, waarbij zij een bedrag van ƒ 34.637,45 vorderde, vermeerderd met vertragingsrente. De huurkopers hadden de vordering bestreden, onder andere omdat zij klachten hadden geuit over de deugdelijkheid van de geleverde keuken, die door Vendoplan was geïnstalleerd. De Kantonrechter had de vordering toegewezen, en de Rechtbank had dit vonnis bekrachtigd.

In cassatie werd door de Advocaat-Generaal Hartkamp geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door te stellen dat de huurkopers geen opschortingsrecht konden inroepen jegens Arenda, omdat deze slechts als kredietverschaffer optrad. De Hoge Raad benadrukte dat er een verbondenheid bestaat tussen de huurkoopovereenkomst en de financieringsovereenkomst, en dat een opschortingsrecht kan worden ingeroepen, zelfs als niet aan de voorwaarden van de Wet op het consumentenkrediet is voldaan.

De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd Arenda veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de huurkopers waren begroot op ƒ 1.081,46 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door vice-president A. Mijnssen en de raadsheren J. Neleman, M. Heemskerk, A. de Savornin Lohman en J. Kop, en openbaar uitgesproken op 14 januari 2000.

Uitspraak

14 januari 2000
Eerste Kamer
Nr. C98/181HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Huurkoper 1],
2. [Huurkoper 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr P. Garretsen,
t e g e n
ARENDA B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Arenda - heeft bij exploit van 1 september 1994 eisers tot cassatie - verder te noemen: [huurkopers] - gedagvaard voor de Kantonrechter te Amsterdam en gevorderd hen hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan Arenda te betalen een bedrag van ƒ 34.637,45, vermeerderd met de overeengekomen vertragingsrente ad 13,6% per jaar over iedere vervallen, doch niet tijdig betaalde termijn ad ƒ 467,44, sedert elke vervaldag tot aan die der voldoening van die termijn, met bepaling dat in voorkomend geval het aldus op de dag der algehele voldoening verschuldigde bedrag zal worden verminderd met de niet verdiende kredietvergoeding.
[Huurkopers] hebben de vordering bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 29 maart 1996 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis hebben [huurkopers] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam.
Bij vonnis van 18 juni 1997 heeft de Rechtbank het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank hebben [huurkopers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Arenda is verstek verleend.
[Huurkopers] hebben de zaak doen toelichten door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 11 november 1992 is tussen [huurkopers], Arenda en Vendoplan Ernesto Keukens B.V. (hierna: Vendoplan) te Oisterwijk een "tripartite lease-overeenkomst" gesloten. Deze overeenkomst moet worden aangemerkt als een huurkoopovereenkomst en daarop zijn de art. 7A:1576h e.v. BW van toepassing.
(ii) Ingevolge de overeenkomst heeft Vendoplan keukenmeubilair en -appa-ratuur (hierna: de keuken) met een prijs van ƒ 34.990,-- in eigendom overge-dragen aan Arenda, die deze za-ken aan [huurkopers] "in lease" heeft gegeven. Van dit bedrag hebben [huurkopers] ƒ 3.499,-- contant betaald. Het resterende bedrag van ƒ 31.491,--, ver-meerderd met een kredietvergoeding van ƒ 24.601,80, dienden zij in 120 maandelijkse termijnen van ƒ 467,44 aan Arenda te voldoen. De keuken is door of namens Vendoplan bij [huurkopers] geïnstalleerd.
(iii) [Huurkopers] hebben klachten geuit met betrekking tot de deugdelijkheid van de keuken, die naar hun zeggen deels niet zijn verhol-pen. In verband met deze klachten hebben zij de termijnbetalingen opgeschort.
3.2 In het onderhavige geding heeft Arenda betaling gevorderd van ƒ 34.637,45, vermeerderd met de overeengekomen vertra-gingsrente van 13,6% per jaar. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat [huurkopers] een eventu-eel opschortingsrecht niet jegens haar geldend kun-nen maken, omdat haar rol beperkt is tot die van kredietverschaffer en zij niet ter zake van de deugdelijkheid van de keuken kan wor-den aangesproken.
De Rechtbank heeft, evenals de Kantonrechter, dit stand-punt juist be-vonden. Zij heeft daartoe, kort weergegeven, het volgende overwogen. Arenda is niet in enige verplichting uit hoofde van de overeenkomst tekort-geschoten, en jegens Vendoplan, die betaling voor de levering en de installatie van de keuken heeft ontvangen, kan geen opschortingsrecht worden geldend gemaakt. Dit betekent dat naar de regels van Boek 6 BW aan [huurkopers] geen opschortingsrecht toe-komt (rov. 8). Uit de op huurkoop betrekking hebbende bepalin-gen - art. 7A:1576h lid 3 en 1576l lid 2 BW - waarop [huurkopers] zich hebben beroepen, volgt niet dat aan hen in afwijking van Boek 6 jegens de financier Arenda een op-schortings-recht toekomt vanwege eventuele tekortkomingen van de leverancier Vendoplan (rov. 9.3). Daarvoor bestaat te min-der grond, nu op grond van de bijzondere regeling van art. 45 Wet op het consumentenkrediet aan [huurkopers] een opschortingsrecht jegens Arenda kan toekomen, indien aan daar genoemde voorwaarden is voldaan, hetgeen evenwel niet het geval is (rov. 9.4).
3.3 Aldus overwegende heeft de Rechtbank blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 23 ja-nuari 1998, nr. 16506, NJ 1999, 97, brengt art. 7A:1576h lid 3, in het licht van de bescherming die deze bepaling aan de huurkoper beoogt te bieden, mee dat, ook indien de overeenkomst tussen de huurkoper en de huurver-koper enerzijds en de financieringsovereenkomst anderzijds als afzonderlijke overeenkomsten moeten worden beschouwd, de aard van de krachtens die bepaling tussen de partijen ontstane rechtsverhouding in beginsel wijst op het ontstaan van een zo-danige verbondenheid, dat ontbinding of vernietiging van de eerstbe-doelde overeenkomst tot gevolg heeft dat de financie-ringsovereenkomst even-min in stand kan blijven. Of die verbon-denheid in het gegeven geval inderdaad moet worden aanvaard, moet worden vastgesteld aan de hand van uitleg van die rechts-verhouding in het licht van de omstandigheden.
In aanmerking genomen dat tussen het opschortingsrecht en de ontbin-ding van een overeenkomst een nauwe samenhang be-staat, onder meer in die zin dat inroeping van een opschor-tingsrecht veelal de inleiding vormt op de ontbinding van de overeenkomst, moet worden aangenomen dat, ingeval een ver-bondenheid bestaat als in voormeld arrest bedoeld, overeenkom-stig de in dat arrest aanvaarde regel ook een opschortings-recht jegens de financier kan wor-den ingeroepen. Alsdan staat daaraan niet in de weg dat niet aan de in art. 45 Wet op het consumentenkrediet gestelde voorwaarden is voldaan.
Het middel, dat hierop gerichte klachten bevat, is der-halve gegrond, zodat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven.
3.4 Na verwijzing zal de zaak geheel opnieuw moeten worden be-handeld. Nu voornoemd arrest van de Hoge Raad is gewezen nadat het vonnis van de Rechtbank in de onderhavige zaak was gewe-zen, zullen partijen daarbij hun stellingen desgewenst kunnen aanpassen naar aanleiding van hetgeen in dat arrest is overwo-gen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 18 juni 1997;
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere be-handeling en beslissing;
veroordeelt Arenda in de kosten van het geding in cassa-tie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [huurkopers] begroot op ƒ 1.081,46 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Mijnssen als voorzitter en de raadsheren Neleman, Heemskerk, De Savornin Lohman en Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 14 januari 2000.