ECLI:NL:HR:2000:AA4276
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Neleman
- M. van der Putt-Lauwers
- H. Hammerstein
- K. Kop
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vonnissen inzake arbeidsrechtelijke geschillen en verwijzing naar Gerechtshof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, aangeduid als [werknemer], had de werkgever, aangeduid als [werkgever], gedagvaard voor de Kantonrechter te Venlo, met de eis om een bedrag van ƒ 9.771,66 bruto aan achterstallig salaris te betalen, vermeerderd met wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke kosten. De Kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van ƒ 10.774,11 bruto, maar de werkgever heeft hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Roermond. De Rechtbank heeft in haar eindvonnis van 19 februari 1998 het vonnis van de Kantonrechter vernietigd en de werkgever veroordeeld tot betaling van ƒ 4.833,47 bruto, wat de werknemer niet accepteerde en cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Rechtbank heeft miskend dat, volgens artikel 12 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, elk beding dat strijdig is met een CAO nietig is. De werknemer had in zijn vordering gesteld dat hij recht had op betaling voor overuren, die volgens de CAO vergoed dienden te worden. De Rechtbank had ten onrechte aangenomen dat de arbeidsovereenkomst gunstiger was dan de CAO, zonder de feitelijke omstandigheden in acht te nemen. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet had onderzocht of de bepalingen in de arbeidsovereenkomst ten aanzien van overwerk en salaris daadwerkelijk gunstiger waren dan die in de CAO.
De Hoge Raad heeft de vonnissen van de Rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens is de werkgever veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op ƒ 408,68 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.