ECLI:NL:HR:2000:AA4124
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- J. Neleman
- M. Heemskerk
- H. Herrmann
- A. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van hoger beroep en de kwalificatie van een incidentele vordering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarin [eiser] in cassatie ging tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil tussen [eiser] en de curator, mr. Franciscus Henricus Maria van Oorschot, in het faillissement van [gefailleerde]. De curator had [eiser] gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en vorderde betaling van een bedrag van fl 35.000,-- met rente. [Eiser] heeft de vordering bestreden en in reconventie een aantal vorderingen ingesteld, waaronder de opheffing van conservatoir beslag op een onroerende zaak.
De Rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en een rolbeschikking gegeven waarin de incidentele vordering van [eiser] werd aangemerkt als deel van de conclusie van antwoord in conventie. [Eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze rolbeschikking, ondanks een appèlverbod. Het Gerechtshof heeft [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vordering van [eiser] niet als een provisionele eis kan worden aangemerkt, maar als een incidentele vordering. Het Hof had terecht geoordeeld dat de uitspraak van de Rechtbank als een incidenteel vonnis moet worden gekwalificeerd, waardoor het appelverbod zijn gelding behoudt. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.