ECLI:NL:HR:2000:AA4113
Hoge Raad
- Cassatie
- M. Mijnssen
- A. Heemskerk
- C. van der Putt-Lauwers
- J. Hammerstein
- A. Kop
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor keuringskosten en verjaring van rechtsvorderingen in het civiele recht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen BLOEMBOLLENCENTRALE HOLLAND B.V. en de Staat der Nederlanden. De eiseres, BLOEMBOLLENCENTRALE HOLLAND B.V., had de Staat gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij zij vorderingen had ingesteld tot betaling van onverschuldigde keuringsvergoedingen over de periode van 1970 tot 1986, alsmede voor bedragen die betrekking hadden op de seizoenen 1990/1991, 1991/1992 en najaar 1992. De Staat had de vorderingen bestreden en stelde onder andere dat de rechtsvordering was verjaard voor zover het betalingen betrof die vóór 1 januari 1986 waren gedaan.
De Rechtbank oordeelde dat de verjaring was gestuit door brieven van de eiseres, maar dat deze na 4 maart 1983 opnieuw was gaan lopen. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage bekrachtigde dit oordeel en verklaarde de eiseres niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen een tussenvonnis. De eiseres ging in cassatie tegen het arrest van het Hof, waarbij de Staat concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat het beroep van de Staat op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, gezien de omstandigheden waaronder de betalingen door de eiseres waren gedaan. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak voor verdere behandeling naar het Gerechtshof te Amsterdam. Tevens werd de Staat veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.