ECLI:NL:HR:2000:AA4065
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- M. van Vliet
- J. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en informele kapitaalstorting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2000 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van X te Z en de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 februari 1998. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988, waarbij de belanghebbende een aanslag opgelegd kreeg die na bezwaar door de Inspecteur werd verminderd. Het Gerechtshof heeft de aanslag verder verlaagd, wat leidde tot cassatie door beide partijen. De Hoge Raad heeft de feiten en de procesgang in detail beoordeeld, waarbij de rol van verschillende vennootschappen en de betrokkenheid van de belanghebbende bij de exploitatie van onroerende zaken aan de orde kwamen.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Inspecteur een bedrag van f 1.382.700,-- tot het belastbare inkomen van de belanghebbende heeft gerekend, wat door het Hof werd bevestigd. De belanghebbende betoogde dat deze betaling onderdeel uitmaakte van de zakelijke aankoopprijs van een pand, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was. Daarnaast werd de vraag behandeld of een bedrag van f 100.000,-- als informele kapitaalstorting kon worden aangemerkt, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat de bewijslast hiervoor bij de belanghebbende lag.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van f 3.983.493,--. Dit arrest benadrukt de complexiteit van belastingzaken en de noodzaak voor duidelijke bewijsvoering bij het aanvoeren van middelen in cassatie.