Uitspraak
Hoge Raad der Nederlanden
5 oktober 1999.
Hoge Raad
Op 5 oktober 1999 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen de beslissing van de Kantonrechter te Dordrecht, die op 9 september 1998 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene, wonende te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De Hoge Raad heeft de beslissing van de Kantonrechter beoordeeld en vastgesteld dat deze geen blijk geeft van schending van het recht. De gronden waarop de Kantonrechter zijn beslissing heeft gebaseerd zijn niet onbegrijpelijk en kunnen in cassatie niet verder worden getoetst vanwege hun feitelijke aard. De Hoge Raad heeft geen redenen gevonden om de bestreden beslissing ambtshalve te vernietigen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de Kantonrechter in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president A. Davids, samen met de raadsheren J. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en M. Schipper, en is uitgesproken op de zitting van de Hoge Raad der Nederlanden.