ECLI:NL:HR:1999:AH9763

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34333
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • A. Korthals Altes
  • J. Zuurmond
  • M. Beukenhorst
  • C. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot bijzondere tarieftoepassing

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 17 maart 1998, die betrekking heeft op de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de Inspecteur handhaafde deze bij uitspraak. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Tegen deze uitspraak heeft de belanghebbende cassatie ingesteld en enkele middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend en zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gericht op de vraag of het Gerechtshof terecht de toepassing van het bijzondere tarief heeft geweigerd. Het Hof heeft het primaire en meer subsidiaire standpunt van de Inspecteur onbesproken gelaten en het subsidiaire standpunt gehonoreerd, met de overweging dat de toepassing van een bijzonder tarief onder de gegeven omstandigheden in strijd zou zijn met de doel en strekking van de wet.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de omstandigheden die door het Hof zijn genoemd, rechtvaardigen dat het gebruikmaken door de belanghebbende van de regeling voor het bijzondere tarief in strijd is met de wet. De Hoge Raad vernietigt daarom de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. Tevens wordt bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 315,-- aan de belanghebbende dient te vergoeden. De beslissing is genomen door de vice-president Stoffer en de raadsheren Korthals Altes, Zuurmond, Beukenhorst en Monné, en is op 19 januari 2000 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Nr. 34.333
15 december 1999
RW
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 17 maart 1998 betreffende de aan hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak door de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend en zich daarin gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Bij de beantwoording van de vraag of terecht toepassing van het bijzondere tarief is geweigerd, heeft het Hof het primaire en meer subsidiaire standpunt van de Inspecteur dienaangaande onbesproken gelaten en diens subsidiaire standpunt gehonoreerd op grond van zijn oordeel dat toepassing van een bijzonder tarief 'onder deze omstandigheden' in strijd is met doel en strekking van de wet. Met de verwijzing naar 'deze omstandigheden' doelt het Hof kennelijk op de onder 6.1 van zijn uitspraak vermelde omstandigheid dat belanghebbende de huurtermijnen betreffende een nog niet aangevangen periode van twee jaar heeft verkocht aan een door hem beheerste koper die een fiscale eenheid vormde met de vennootschap die zich als huurster hoofdelijk voor de volledige huurbetaling ten opzichte van belanghebbende had verbonden, en de omstandigheid dat, zoals het Hof onder 6.2 en 6.3 heeft vastgesteld, het doorslaggevende motief van belanghebbende voor de onderhavige rechtshandeling is geweest te bereiken dat over de door hem in de naaste toekomst te ontvangen huurpenningen een bijzonder tarief zou worden toegepast in plaats van het tabeltarief. Ook als veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van 's Hofs vaststellingen te dier zake valt zonder nadere motivering, welke echter ontbreekt, niet in te zien waarom de genoemde omstandigheden het oordeel rechtvaardigen dat het gebruikmaken door belanghebbende van de in de wet neergelegde regeling dat een bijzonder tarief van toepassing is op inkomsten die worden genoten ter vervanging van te derven inkomsten, in strijd is met doel en strekking van de wet.
Voorzover de middelen klagen over onvoldoende motivering van 's Hofs evenvermeld oordeel zijn zij derhalve gegrond. Voor het overige behoeven zij geen behandeling.
3.2. Gelet op het hiervóór overwogene, kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing dient te volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het Hof,
- verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest,
- gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 315,--.
Dit arrest is vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Korthals Altes, Zuurmond, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, in raadkamer van 15 december 1999 en op 19 januari 2000 in het openbaar uitgesproken.