ECLI:NL:HR:1999:AE8723
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Pos
- M. Beukenhorst
- A. Monné
- J. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen navorderingsaanslag vermogensbelasting en beoordeling van klachten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 19 mei 1998, betreffende een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1991. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd op basis van een vermogen van ƒ 118.000, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar een vermogen van ƒ 1.156.000, met een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting. De Inspecteur heeft geen kwijtschelding verleend, waarna belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. De Inspecteur handhaafde de navorderingsaanslag en het kwijtscheldingsbesluit, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
Belanghebbende heeft cassatie ingesteld en verschillende klachten aangevoerd. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en vastgesteld dat de eerste klacht faalt, omdat er geen verzoeken zijn gedaan om de ambtenaar E als getuige te horen. De tweede klacht, die betrekking heeft op de naamgeving van belanghebbendes schoonzoon, leidt ook niet tot cassatie. Het Hof heeft de lezing van belanghebbende ongeloofwaardig geacht en geoordeeld dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat een bedrag in contanten aan belanghebbende ten goede is gekomen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet is uitgegaan van een onjuiste verdeling van de bewijslast en dat belanghebbende niet in zijn bewijs is geslaagd.
Verder is er een klacht ingediend over de redelijke termijn van behandeling, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze klacht niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden en verwerpt het beroep. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten.