ECLI:NL:HR:1999:AE4713
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Zuurmond
- M. Pos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van navorderingsaanslag inkomstenbelasting en verwijzing naar Gerechtshof
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 oktober 1996, betreffende de navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 1983. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 69.359,--, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar f 111.749,--, met een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting. Deze verhoging werd door de Inspecteur tot 50 procent kwijtgescholden. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de navorderingsaanslag handhaafde zonder verhoging. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij hij verschillende middelen aanvoerde. De Staatssecretaris van Financiën diende een vertoogschrift in.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, met uitzondering van middel VIII, dat slaagde. Dit middel betrof de beoordeling van de samenhang tussen de onderhavige zaak en een andere zaak van belanghebbende, waarbij het Hof onterecht had geoordeeld dat beide zaken gelijktijdig waren behandeld.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat het Hof de stelling van belanghebbende over de termijn van vijf jaren voor het opleggen van de navorderingsaanslag niet had behandeld, wat leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op f 2.130,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en het griffierecht van f 300,-- moest aan belanghebbende worden vergoed. Dit arrest is op 10 november 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer, met de raadsheren Zuurmond en Pos, en openbaar uitgesproken.