ECLI:NL:HR:1999:AE3162
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van Brunschot
- J. van Vliet
- M. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag inkomstenbelasting en de toerekening van een woning aan het ondernemingsvermogen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende, een psycholoog/psychotherapeut, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 69.675,-- is opgelegd. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
Belanghebbende had tot juli 1993 zijn praktijk uitgeoefend in een gehuurde woning te Q. Na zijn verhuizing naar een woning te Z, heeft hij zijn praktijk enige tijd voortgezet in een kamer van de nieuwe woning. Het Hof oordeelde dat belanghebbende de woning te Z niet tot zijn ondernemingsvermogen mocht rekenen, maar gaf onvoldoende inzicht in de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof mogelijk een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd of onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtegang.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een volledige behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en wordt het griffierecht aan belanghebbende vergoed. De Hoge Raad benadrukt dat de vraag of belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof door het verwijzingshof zal worden beoordeeld.