ECLI:NL:HR:1999:AA4819
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Korthals Altes
- J. Neleman
- H. Heemskerk
- M. van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Beëindiging alimentatieverplichting na langdurige betaling en de toepassing van de Wet limitering na scheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 1999 uitspraak gedaan over de beëindiging van de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw. De man had verzocht om de alimentatie, die hij sinds 1974 aan de vrouw betaalde, per 1 juli 1997 te beëindigen op basis van de Wet limitering na scheiding. De vrouw had hiertegen geprotesteerd en verzocht om handhaving van de alimentatie, waarbij zij zich beroept op de uitzonderingsbepaling in de wet die stelt dat beëindiging niet kan plaatsvinden als dit onredelijk zou zijn. De Rechtbank te Groningen had in eerste instantie de alimentatieverplichting van de man tot 1 juli 2000 vastgesteld, maar het Gerechtshof te Leeuwarden vernietigde deze beschikking en bepaalde dat de alimentatieverplichting van de man eindigde op 1 juli 2000.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van de man en de omstandigheden aan zijn zijde. De Hoge Raad benadrukte dat bij beslissingen die het recht op alimentatie beëindigen, hoge motiveringseisen gelden. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak om alle relevante omstandigheden van beide partijen in overweging te nemen bij het beoordelen van alimentatieverplichtingen, vooral na langdurige betalingen.