ECLI:NL:HR:1999:AA4798
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Hammerstein
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, opgelegd aan belanghebbende met aanslagnummer 001, ter hoogte van f 32.195,--. De naheffingsaanslag werd vergezeld van een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent, waarvan de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op vijfentwintig procent. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij twee middelen van cassatie zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad beoordeelt de middelen van cassatie en komt tot de conclusie dat het Hof in zijn rechtsoverwegingen niet buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden, zoals in middel II wordt aangevoerd. Dit middel faalt reeds op deze grond. Ook middel I faalt, omdat het oordeel van het Hof in de bestreden overweging juist is.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 12 mei 1998, betreffende de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Dit arrest is op 15 september 1999 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot, Van Vliet, Hammerstein en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.