ECLI:NL:HR:1999:AA4794

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juli 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34840
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • A. Beukenhorst
  • M. Monné
  • H. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en uitspraak Inspecteur

In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag inkomstenbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd over het jaar 1992. De aanslag omvatte een verhoging van f 18.000,--. Na bezwaar tegen deze verhoging, is deze door de Inspecteur verminderd tot f 9.000,--. De belanghebbende heeft vervolgens beroep aangetekend bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij twee middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend in deze procedure.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de belanghebbende verworpen. Dit arrest is op 27 juli 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, samen met de raadsheren Zuurmond, Beukenhorst, Monné en Kop, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Nr. 34840
27 juli 1999
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 18 september 1998 betreffende na te melden beschikking als bedoeld in artikel 18, lid 4, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst tot 1 januari 1998).
1. Navorderingsaanslag, uitspraak van de Inspecteur en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het jaar 1992 een aanslag tot navordering van inkomstenbelasting opgelegd, waarin is begrepen een verhoging van f 18.000,--. Bij beschikking als bedoeld in artikel 18, lid 4, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst tot 1 januari 1998) is de in de navorderingsaanslag begrepen verhoging verminderd tot f 9.000,--. Het tegen deze beschikking gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 27 juli 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Beukenhorst, Monné en Kop, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fehmers, en op die datum in het openbaar uitgesproken.