ECLI:NL:HR:1999:AA4775

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 september 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R98/128HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Roelvink
  • H. Herrmann
  • A. de Savornin Lohman
  • J. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging van alimentatie en rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid

In deze zaak heeft de man, verweerder in cassatie, op 26 maart 1997 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Rotterdam. Hij verzocht om wijziging van de beschikking van 23 mei 1995, waarin een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw, verzoekster tot cassatie, was vastgesteld op ƒ 1.550,-- per maand. De man vroeg om deze bijdrage per 1 maart 1997 op nihil te stellen, of in ieder geval te verlagen. De vrouw heeft dit verzoek bestreden. De Rechtbank heeft op 6 oktober 1997 de beschikking van 23 mei 1995 gewijzigd, waarbij de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw voor de periode van 1 maart 1997 tot 1 mei 1997 op nihil werd gesteld en vanaf 1 mei 1997 op ƒ 500,-- per maand. De vrouw ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 17 juli 1998 de beschikking van de Rechtbank vernietigde voor wat betreft de alimentatie van de man voor de vrouw, en deze op nihil stelde voor een periode van drie jaren, met ingang van 1 mei 1997. De vrouw heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het Hof.

In de cassatieprocedure heeft de man verzocht het beroep van de vrouw te verwerpen. De Advocaat-Generaal Hartkamp heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen van de vrouw beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vrouw verworpen.

Deze beschikking is gegeven door vice-president Roelvink als voorzitter, samen met de raadsheren Herrmann en De Savornin Lohman, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer Heemskerk op 3 september 1999.

Uitspraak

3 september 1999
Eerste Kamer
Rek.nr. R98/128HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr B.B. Jagt,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr T.H. Tanja-van den Broek.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 26 maart 1997 gedateerd verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot de Rechtbank te Rotterdam en verzocht haar beschikking van 23 mei 1995 in dier voege te wijzigen dat met ingang van 1 maart 1997 de daarin vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud van verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - ten bedrage van ƒ 1.550,-- per maand op nihil wordt gesteld, althans op een zodanig lager bedrag en met ingang van zodanige datum als de Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 6 oktober 1997 haar beschikking van 23 mei 1995 in dier voege gewijzigd dat de daarbij aan de man opgelegde uitkering tot levensonderhoud van de vrouw voor de periode van 1 maart 1997 tot 1 mei 1997 wordt bepaald op nihil en met ingang van 1 mei 1997 op ƒ 500,-- per maand, en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarna de man incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
Bij beschikking van 17 juli 1998 heeft het Hof voormelde beschikking van de Rechtbank, voor zover die de alimentatie voor de vrouw over het tijdvak sedert 1 mei 1997 betreft, vernietigd en, in zoverre opnieuw beschikkende, de alimentatie van de man voor de vrouw op nihil, op zijn minst voor de tijd van drie jaren met ingang van 1 mei 1997, bepaald, het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen, en de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren Herrmann en De Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 3 september 1999.