ECLI:NL:HR:1999:AA4747
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- De Moor
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting voor psychotherapeute
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die is opgelegd aan een psychotherapeute over de periode van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1995. De naheffingsaanslag bedroeg f 89.293,-- en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. De psychotherapeute, die zelfstandig werkzaam was en ingeschreven stond in het register van psychotherapeuten, ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij twee middelen van cassatie zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de psychotherapeute niet kon profiteren van de vrijstelling van omzetbelasting zoals neergelegd in artikel 11, lid 1, letter g, van de Wet op de omzetbelasting 1968. De Hoge Raad oordeelde dat de vrijstelling niet van toepassing was op de diensten die de psychotherapeute verrichtte, omdat zij niet de hoedanigheid van psycholoog had in de zin van de wet. De Hoge Raad verwierp het beroep van de psychotherapeute op schending van het gelijkheidsbeginsel en het IVBPR, omdat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging was voor een verschil in behandeling tussen haar en psychologen.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden en dat de uitspraak van het Hof in stand bleef. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 8 september 1999 door de vice-president en vier raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.