ECLI:NL:HR:1999:AA4647
Hoge Raad
- Cassatie
- De Moor
- Van Vliet
- Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die is opgelegd aan belanghebbende voor het motorrijtuig met kenteken aa-00-bb. De aanslag betreft een bedrag van ƒ 441,-- en is berekend over de periode van 16 mei 1995 tot en met 9 augustus 1995. Na het indienen van bezwaar door belanghebbende, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep aangetekend bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij enkele klachten zijn aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van belanghebbende de zaak toegelicht.
De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is op 3 maart 1999 vastgesteld door de raadsheer De Moor als voorzitter, en de raadsheren Van Vliet en Hammerstein, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.