ECLI:NL:HR:1999:AA4532
Hoge Raad
- Cassatie
- De Moor
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en mededelingsplicht
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1994. De aanslag werd opgelegd met een verhoging van 100%, waartegen belanghebbende bezwaar maakte. De Inspecteur heeft de aanslag uiteindelijk verminderd, maar de verhoging gehandhaafd. Later werd de verhoging ambtshalve kwijtgescholden tot een bedrag van ƒ 6.619,--. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de naheffingsaanslag handhaafde, maar de verhoging tot 50% verlaagde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad beoordeelt in deze cassatie of de Inspecteur heeft voldaan aan de mededelingsplicht bij het opleggen van de verhoging. Belanghebbende stelde dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om kennis te nemen van het controlerapport, dat de basis vormde voor de naheffingsaanslag. De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur aan de mededelingsplicht heeft voldaan, omdat de gronden voor de verhoging in het controlerapport waren opgenomen en dit rapport aan belanghebbende was overhandigd voordat de aanslag werd opgelegd. De Hoge Raad verwerpt het beroep en oordeelt dat de middelen van cassatie niet tot een andere uitkomst kunnen leiden.
De uitspraak van de Hoge Raad is op 28 april 1999 gedaan door de raadsheren De Moor, Van Brunschot en Van Vliet, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.