ECLI:NL:HR:1999:AA4531
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van Vliet
- Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994
Op 24 februari 1999 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een cassatiezaak betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De zaak was aangespannen door belanghebbende X, die in beroep was gegaan tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 maart 1998. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 111.891,-- en was na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Gerechtshof had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en daarbij twee middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van belanghebbende verworpen, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.