ECLI:NL:HR:1999:AA4003

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C98/126HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Roelvink
  • A. Heemskerk
  • M. van der Putt-Lauwers
  • F. Fleers
  • H. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beslaglegging en vorderingen van de belastingdienst tegen America Harbour Warehousing B.V.

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen America Harbour Warehousing B.V. (AHW) en de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen Rotterdam 2. De zaak begon met een geding dat door de Ontvanger was aangespannen tegen AHW, waarbij de Ontvanger vorderingen had ingesteld met betrekking tot een beslag dat op de goederen van AHW was gelegd. De Ontvanger vorderde onder andere dat AHW een verklaring zou afleggen over de vorderingen die door het beslag waren getroffen en dat AHW zou worden veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

AHW heeft de vorderingen van de Ontvanger bestreden en stelde dat zij had voldaan aan haar verplichtingen. De Rechtbank te Amsterdam heeft in een tussenvonnis de Ontvanger toegelaten tot bewijslevering, maar uiteindelijk heeft de Rechtbank in een eindvonnis van 8 mei 1996 de vorderingen van de Ontvanger afgewezen. De Ontvanger heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat in een tussenarrest van 8 januari 1998 verdere beslissingen aanhield in afwachting van bewijslevering door AHW.

AHW heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het tussenarrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de klachten van AHW in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet relevant waren voor de rechtsontwikkeling of rechtseenheid. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en AHW veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van fl 3.597,20.

Uitspraak

24 december 1999
Eerste Kamer
Nr. C98/126HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
AMERICA HARBOUR WAREHOUSING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr P.S. Kamminga,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/ ONDERNEMINGEN ROTTERDAM 2,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr H.D.O. Blauw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - heeft bij exploit van 11 november 1992 eiseres tot cassatie - verder te noemen: AHW - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd:
a. dat AHW in rechte verklaring zal doen van de vorderingen en zaken die door het onder haar ten laste van [derdebeslagene] gelegde beslag zijn getroffen;
b. dat AHW voorts, nadat die verklaring door haar zal zijn gedaan en door de Ontvanger goedgekeurd of in geval van tegenspraak door de rechter zal zijn vastgesteld, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om de geldsommen die door het beslag zijn getroffen aan de belastingdeurwaarder die het beslag heeft gelegd, te voldoen en de verschuldigde goederen of af te geven zaken aan voornoemde belastingdeurwaarder ter beschikking te stellen;
c. dat AHW, in gebreke blijvend verklaring te doen als voormeld, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling aan de Ontvanger van het bedrag waarvoor beslag is gelegd, zijnde fl 8.685.025,--, vermeerderd met de verschuldigde invorderingsrente, alsmede de kosten van vervolging en executie, sedert de betekening van de dwangbevelen, welke tot aan de betekening van de dagvaarding bedragen fl 40,--, als ware hij daarvan zelf schuldenaar.
AHW heeft de vorderingen bestreden en gevorderd:
1. voor recht te verklaren dat AHW heeft voldaan aan haar verplichting tot gerechtelijke verklaring;
2. de Ontvanger niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot betaling van fl 2,5 miljoen gulden, althans hem deze vordering te ontzeggen onder gelijktijdige opheffing van het onder AHW gelegde beslag.
De Ontvanger heeft de vorderingen van AHW bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 6 juli 1994 de Ontvanger tot bewijslevering toegelaten.
Bij conclusie na niet-gehouden enquête heeft de Ontvanger zijn eis vermeerderd met de vordering dat AHW bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling aan de Ontvanger van een bedrag van fl 6.643,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 1995.
AHW heeft zich tegen deze eisvermeerdering verzet.
De Rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard.
Bij eindvonnis van 8 mei 1996 heeft de Rechtbank het gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft de Ontvanger hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Bij memorie van grieven heeft de Ontvanger gevorderd:
a. af te keuren de door AHW bij conclusie van antwoord afgelegde verklaring;
b. vast te stellen welke vorderingen van de derde-beslagene, [..], op AHW door het op 17 augustus 1992 door de Ontvanger ten laste van Derdebeslagenen gelegde derdenbeslag zijn getroffen;
c. AHW te veroordelen de geldsommen die door het beslag zijn getroffen te voldoen aan de belastingdeurwaarder die het beslag heeft gelegd;
d. AHW te veroordelen om aan de Ontvanger te betalen (i) een bedrag van fl 6.643,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 1995, en (ii) de wettelijke rente over het sub c. vastgestelde bedrag met ingang van 14 september 1992.
Bij tussenarrest van 8 januari 1998 heeft het Hof iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van het resultaat van de bewijslevering door AHW in de procedure onder rolnummer 1148/96 van de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen Amsterdam 1 tegen AHW.
Het tussenarrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het tussenarrest van het Hof heeft AHW beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Bakels strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van AHW in de kosten van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt AHW in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op fl 597,20 aan verschotten en fl 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren Heemskerk, Van der Putt-Lauwers, Fleers en Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 24 december 1999.