ECLI:NL:HR:1999:AA4003
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Heemskerk
- M. van der Putt-Lauwers
- F. Fleers
- H. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over beslaglegging en vorderingen van de belastingdienst tegen America Harbour Warehousing B.V.
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen America Harbour Warehousing B.V. (AHW) en de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen Rotterdam 2. De zaak begon met een geding dat door de Ontvanger was aangespannen tegen AHW, waarbij de Ontvanger vorderingen had ingesteld met betrekking tot een beslag dat op de goederen van AHW was gelegd. De Ontvanger vorderde onder andere dat AHW een verklaring zou afleggen over de vorderingen die door het beslag waren getroffen en dat AHW zou worden veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
AHW heeft de vorderingen van de Ontvanger bestreden en stelde dat zij had voldaan aan haar verplichtingen. De Rechtbank te Amsterdam heeft in een tussenvonnis de Ontvanger toegelaten tot bewijslevering, maar uiteindelijk heeft de Rechtbank in een eindvonnis van 8 mei 1996 de vorderingen van de Ontvanger afgewezen. De Ontvanger heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat in een tussenarrest van 8 januari 1998 verdere beslissingen aanhield in afwachting van bewijslevering door AHW.
AHW heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het tussenarrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de klachten van AHW in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet relevant waren voor de rechtsontwikkeling of rechtseenheid. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en AHW veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van fl 3.597,20.