ECLI:NL:HR:1999:AA3884
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Herrmann
- J. Jansen
- F. Fleers
- H. Hammerstein
- M. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over beëindiging onderhoudsverplichting na samenwoning
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een geschil over de beëindiging van de onderhoudsverplichting van een man jegens zijn ex-vrouw. De man had in 1997 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Arnhem, waarin hij vroeg om de door hem aan de vrouw verschuldigde alimentatie te verlagen of zelfs op nihil te stellen, omdat de vrouw samenwoonde met een andere man. De Rechtbank wees de verzoeken van de man af, waarna hij in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof vernietigde de beschikking van de Rechtbank en stelde vast dat de onderhoudsverplichting van de man met ingang van 1 januari 1998 was geëindigd, omdat de vrouw met de andere man samenwoonde als waren zij gehuwd. De vrouw ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de juiste criteria had toegepast bij de beoordeling van de samenwoning en dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad benadrukte dat indien er sprake is van een samenleving als bedoeld in artikel 1:160 BW, dit automatisch leidt tot het einde van de onderhoudsplicht van de gewezen echtgenoot. De Hoge Raad verwierp het beroep van de vrouw en bevestigde de beslissing van het Hof, waarbij de man werd vrijgesteld van zijn onderhoudsverplichting.
Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van de onderhoudsplicht na echtscheiding en de gevolgen van samenwoning voor alimentatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft hiermee duidelijk gemaakt dat de wetgeving omtrent onderhoudsplichten strikt moet worden nageleefd, ook in gevallen met bijzondere omstandigheden.