3.2. Het Hof heeft vooropgesteld dat ingevolge artikel 1, onderdeel d, in verbinding met artikel 18, lid 1, onderdeel c, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 1994; hierna: de Wet) omzetbelasting wordt geheven ter zake van het in Nederland beëindigen van, dan wel het in Nederland onttrekken van goederen aan een douaneregeling, welke als douaneschuld aan te merken omzetbelasting op grond van artikel 203, lid 2, van het Communautair douanewetboek (hierna: het CDW) ontstaat op het tijdstip waarop de goederen aan het douanetoezicht worden onttrokken en waarvoor artikel 203, lid 3, van het CDW aanwijst wie de schuldenaren zijn.
Met betrekking tot de wijze van heffing van de ter zake van invoer geheven omzetbelasting bepaalt echter artikel 22, lid 1, van de Wet onder meer dat de Wet inzake de douane (tekst 1994; hierna de WD) van overeenkomstige toepassing is. Aangezien de aanwijzing van de belastingplichtige behoort tot de wijze van heffing, dient voor het antwoord op de vraag wie voor de ter zake van invoer geheven omzetbelasting de belastingplichtige is, te rade worden gegaan bij de WD. Artikel 114, lid 1, van de WD bepaalt: "Van douanegoederen, andere dan zijn bedoeld in artikel 111, voor welke documenten zijn afgegeven, is bij niet-zuivering of gedeeltelijke zuivering van het document, de belasting aan welke de goederen of dat gedeelte daarvan waarvoor het document niet is gezuiverd, bij invoer zijn onderworpen, verschuldigd door degene te wiens name het document is afgegeven." Gelet op de door het Hof vastgestelde feiten en het bepaalde in artikel 54, lid 2, van de WD, is ten aanzien van de hiervóór in 3.1 genoemde vervoersdocumenten sprake van niet-zuivering als bedoeld in vermeld artikel 114, lid 1.
Krachtens artikel 130a, lid 1, van de WD is hoofdelijk aansprakelijk degene van wie blijkt dat door diens toedoen onder meer de gehele of gedeeltelijke niet-zuivering van een document heeft plaatsgevonden. Het Hof heeft - in cassatie niet bestreden - geoordeeld dat belanghebbende de zendingen Poolse suiker aan het douanetoezicht heeft onttrokken dan wel aan die onttrekking heeft deelgenomen, terwijl belanghebbende wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze aan het douanetoezicht werden onttrokken, een en ander als bedoeld in artikel 203, lid 3, van het CDW. Dit oordeel brengt mee dat belanghebbende - anders dan middel I onder meer betoogt - hoofdelijk aansprakelijk is in de zin van artikel 130a, lid 1, van de WD en als zodanig gehouden de ter zake van de invoer op de voet van artikel 18, lid 1, onderdeel c, van de Wet verschuldigde omzetbelasting te voldoen.
De Hoge Raad gaat ervan uit dat, nu de Wet geen bepaling inhoudt ten aanzien van het moment waarop de in artikel 18, lid 1, van de Wet bedoelde belastbare feiten zich voordoen, het ervoor gehouden moet worden dat deze in beginsel geacht worden zich voor te doen op het moment waarop ze feitelijk plaatsvinden, met dien verstande dat, nu niet blijkt dat de wetgever heeft willen afwijken van het bepaalde in artikel 10, lid 3, van de Zesde richtlijn, dit beoordeeld dient te worden met inachtneming van laatstgenoemde bepaling. Deze bepaling komt erop neer dat het belastbare feit geacht wordt zich voor te doen op het tijdstip waarop de rechten bij invoer als bedoeld in artikel 4, onder 10, van het CDW worden verschuldigd of verschuldigd zouden worden, indien zij van toepassing zouden zijn.
Middel I betoogt onder meer dat het Hof in dat verband niet had moeten uitgaan van artikel 203 maar van artikel 204 van het CDW, nu de carnets TIR - buiten Nederland - op onregelmatige wijze zijn aangezuiverd. Gelet op de hiervóór in 3.1 vermelde feiten is ’s Hofs oordeel dat de onderwerpelijke suiker is onttrokken in de zin van artikel 203 van het CDW, naar redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar is juist. Gelet op het bepaalde in lid 2 van dat artikel heeft dit belastbare feit zich voorgedaan op het moment waarop de goederen zijn onttrokken. Het feit dat daarna formele verplichtingen zijn geschonden, die verbonden zijn aan de regeling extern douanevervoer, vormt niet opnieuw een belastbaar feit. Middel 2 faalt in zoverre.