ECLI:NL:HR:1999:AA3849
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Zuurmond
- C. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 januari 1999, die betrekking heeft op de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De belanghebbende ontving een aanslag gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 21.547,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot het cassatieberoep.
In cassatie betoogde de belanghebbende dat op grond van artikel 64 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 een aanslag van nihil had moeten worden opgelegd, zonder verrekening van voorheffingen. Het Hof had geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot vernietiging van de aanslag moesten leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende ten onrechte niet de gelegenheid was geboden om te reageren op de door de Inspecteur na de zitting overgelegde loonbelastinggegevens. Dit gebrek in de procedure leidde tot de conclusie dat de eerste klacht gegrond was.
De tweede klacht van de belanghebbende faalde, maar de Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad besloot dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten in cassatie, en dat het verwijzingshof zou beoordelen of er een vergoeding voor de kosten in verband met de behandeling voor het Hof aan de belanghebbende moest worden toegekend. De beslissing van de Hoge Raad werd op 15 december 1999 vastgesteld door vice-president Stoffer en de raadsheren Zuurmond en Monné, en werd in het openbaar uitgesproken.