ECLI:NL:HR:1999:AA3846

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35170
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • A. Korthals Altes
  • J. Pos
  • W. Beukenhorst
  • M. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over loonbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot identiteitsbewijzen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 januari 1999. De zaak betreft de inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen over het tijdvak juni 1995, waarbij een bedrag van f 3.060,-- was ingehouden. Het bezwaar dat belanghebbende had ingediend tegen deze inhouding werd door de Inspecteur afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.

In het cassatieberoep werden verschillende klachten aangevoerd door belanghebbende. De Hoge Raad beoordeelde deze klachten en verwees naar een eerdere uitspraak van 28 februari 1998, waarin werd ingegaan op de vraag of de wetgever gerechtvaardigd was in het voorschrijven van identiteitsbewijzen met een foto. De Hoge Raad oordeelde dat de wetgever, rekening houdend met de uitvoerbaarheid van de regeling en de bestrijding van fraude, had kunnen besluiten om alleen bepaalde identiteitsbewijzen als voldoende te beschouwen. Het bezwaar van belanghebbende dat uit een pasfoto raskenmerken kunnen worden afgeleid, werd door de Hoge Raad niet als voldoende argument gezien om de wetgever te weerhouden van het voorschrijven van een identiteitsbewijs met foto.

De Hoge Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verwierp het beroep van belanghebbende. Dit arrest werd op 15 december 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer en de raadsheren Korthals Altes, Pos, Beukenhorst en Monné, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Nr. 35170
15 december 1999
TB
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 januari 1999 betreffende het over na te melden tijdvak van haar als loonbelasting/premie volksverzekeringen ingehouden bedrag.
1. Inhouding, bezwaar en geding voor het Hof
Van belanghebbende is over het tijdvak juni 1995 een bedrag van f 3.060,-- aan loonbelasting en premie volksverzekeringen ingehouden. Het tegen deze inhouding gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten stuiten af op hetgeen de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.3 van zijn arrest van 28 februari 1998, nr. 32732, BNB 1998/147, heeft overwogen omtrent de vraag of een mogelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als gevolg van de toepassing van de regeling met betrekking tot het anoniementarief gerechtvaardigd is. Deze overweging houdt onder meer in dat de wetgever, de hem op dit gebied toekomende beoordelingsvrijheid in aanmerking genomen, met het oog op de uitvoerbaarheid van de - onder meer op de bestrijding van fraude gerich-te - regeling heeft kunnen besluiten slechts bepaalde identiteitsbewijzen voldoende te achten. Daarbij ligt het voor de hand dat het voorgeschreven identiteitsbewijs een foto van de betrokken persoon zal bevatten. Het door belanghebbende daartegen aangevoerde bezwaar dat uit een pasfoto raskenmerken kunnen worden afgeleid, die voor de toepassing van de regeling en de daarmee nagestreefde doelen uiteraard betekenis missen, behoefde de wetgever niet ervan te weerhouden een van een foto voorzien identiteitsbewijs voor te schrijven. Bij het gebruik van identiteitsbewijzen zonder foto kan immers - tenzij andere, minder gebruikelijke identificatiemethoden worden toegepast - niet worden vastgesteld dat de persoon die zich van het identiteitsbewijs bedient, overeenkomt met de persoon wiens gegevens op dat bewijs zijn vermeld.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 15 december 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Korthals Altes, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnmend griffier Fase, en op die datum in het openbaar uitgesproken.