ECLI:NL:HR:1999:AA3826
Hoge Raad
- Cassatie
- M. Martens
- A. Korthals Altes
- H. Herrmann
- A. van der Putt-Lauwers
- J. de Savornin Lohman
- H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenveroordeling in hoger beroep en de rol van de advocaat
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de proceskostenveroordeling in hoger beroep centraal stond. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Grabandt, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De eiser was veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, wat hij betwistte. De Hoge Raad verwees naar een eerder tussenarrest van 23 april 1999, waarin de eiser in de gelegenheid was gesteld om de verweerder 2 op te roepen. De eiser had dit gedaan, maar verweerder 2 was niet verschenen, waardoor verstek werd verleend.
De Advocaat-Generaal Bakels had in zijn conclusie gepleit voor vernietiging van de bestreden arresten, voor zover de eiser was veroordeeld om de proceskosten persoonlijk te voldoen. De Hoge Raad oordeelde dat de kosten van het hoger beroep voor rekening van de verweerder 2 moesten komen, omdat de eiser niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gemaakte kosten in het hoger beroep. De Hoge Raad vernietigde de eerdere arresten van het Gerechtshof en veroordeelde de verweerder 2 in de kosten van het hoger beroep, terwijl de kosten van het cassatieberoep voor rekening van de Nieuwe Hollandse Lloyd Levensverzekeringmaatschappij kwamen.
De Hoge Raad benadrukte dat de bevoegdheid tot proceskostenveroordeling niet in het belang van de wederpartij is, maar in dat van de cliënt. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rol van advocaten in hoger beroep en de verantwoordelijkheden die zij dragen. De uitspraak bevestigt dat advocaten niet onterecht kunnen worden veroordeeld voor kosten die voortvloeien uit de procesvoering, mits zij zich aan de geldende regels houden en de belangen van hun cliënten goed behartigen.