ECLI:NL:HR:1999:AA3824
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Neleman
- J. Hammerstein
- M. Kop
- H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en alimentatie na ontbinding van het huwelijk
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de echtscheiding en de vaststelling van alimentatie tussen een man en een vrouw. De man had op 2 april 1997 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage om echtscheiding en nevenvoorzieningen te treffen. De vrouw had ook echtscheiding verzocht en een uitkering tot levensonderhoud van ƒ 3.500,-- per maand geëist. De Rechtbank sprak op 13 oktober 1997 echtscheiding uit en veroordeelde de man tot het betalen van ƒ 3.500,-- per maand aan de vrouw. De man ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 29 januari 1999 de beschikking van de Rechtbank vernietigde en de alimentatie verlaagde naar ƒ 3.000,-- per maand tot 1 januari 1999, en vervolgens verder verlaagde voor de jaren daarna.
De vrouw ging in cassatie tegen de beschikking van het Hof. De Hoge Raad beoordeelde de zaak en oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat zij een financiële behoefte had aan de aanvankelijke alimentatie van ƒ 3.500,-- per maand. Het Hof had rekening gehouden met de omstandigheden van de vrouw en de maatschappelijke positie van de man, en had geconcludeerd dat een deel van de financiële behoefte van de vrouw samenhing met de kosten die zij als echtgenote van de man had gemaakt, welke kosten niet meer bestonden na de ontbinding van het huwelijk. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was en dat het voldoende gemotiveerd was.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de vrouw, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt de afweging die gemaakt moet worden bij de bepaling van alimentatie na echtscheiding, waarbij rekening gehouden moet worden met de financiële situatie van beide partijen en de omstandigheden die aan de alimentatievraag ten grondslag liggen.