ECLI:NL:HR:1999:AA3813

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34806
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Van Brunschot
  • Hammerstein
  • Van Amersfoort
  • Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake vennootschapsbelasting X B.V.

Op 8 december 1999 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de zaak van de Staatssecretaris van Financiën tegen de besloten vennootschap X B.V. betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1993. De Staatssecretaris had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, dat de aanslag had verminderd tot nihil na bezwaar van belanghebbende. De zaak draait om de vraag of belanghebbende, opgericht door A U.A., als een van Rijkswege gesubsidieerde besloten vennootschap kan worden aangemerkt, gezien de subsidies die door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aan haar zijn verstrekt.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende op 25 maart 1986 door A is opgericht en dat A U.A. de enige aandeelhouder was. De statuten van belanghebbende geven aan dat zij zich richt op het verkrijgen, beheren en vervreemden van woningen. De subsidies die door VROM zijn verstrekt, zijn aan belanghebbende gedaan, wat volgens de Hoge Raad betekent dat belanghebbende als een van Rijkswege gesubsidieerde vennootschap kan worden aangemerkt. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat alleen lichamen die zelf van Rijkswege subsidie genieten, als gesubsidieerd kunnen worden beschouwd.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de Staatssecretaris verworpen en hem veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op f 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een recht geheven van f 340,-- van de Staatssecretaris ter zake van het beroep in cassatie. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de voorwaarden waaronder vennootschappen als gesubsidieerd kunnen worden aangemerkt.

Uitspraak

Nr. 34.806
8 december 1999
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 september 1998 betreffende na te melden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 6.151.669,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot nihil. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is op 25 maart 1986 door A opgericht. In het onderhavige jaar was A U.A. enig aandeelhouder van belanghebbende. Ingevolge artikel 2 van de statuten van belanghebbende heeft zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel “de verkrijging, het bezit, het beheer en de vervreemding van na 1 juli 1945 gestichte of herbouwde woningen en voorts al hetgeen daarmee in de meest ruime zin genomen in verband staat of daartoe bevorderlijk kan zijn, het deelnemen in ondernemingen met een gelijk of aanverwant doel daaronder begrepen”. Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) heeft bij schrijven van 3 februari 1986 aan A U.A. meegedeeld dat ingevolge artikel 8, lid 1, van de Beschikking geldelijke steun huurwoningen 1975 de jaarlijkse bijdrage wordt verstrekt aan de juridische eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Op 1 juli 1987 heeft A U.A. een aantal haar in eigendom toebehorende woningen door middel van economische eigendomsoverdracht in belanghebbende ingebracht. In de desbetreffende overeenkomst is - voorzover in cassatie van belang - bepaald: “A U.A. draagt aan X BV over (…) alle aanspraken welke A U.A. nu of te eniger tijd kan doen gelden op rijksbijdragen/subsidies terzake van het ingebrachte (…)”. Sedert 1 juli 1987 zijn door VROM, op verzoek van A U.A., de subsidiebetalingen steeds aan belanghebbende gedaan.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende dient te worden aangemerkt als degene die de woningen bezit en terzake van Rijkswege wordt gesubsidieerd als bedoeld in artikel 10, lid 2, van de Wet Belastingherziening 1950.
3.3. Het middel betoogt dat, aangezien belanghebbende zelf geen recht heeft op subsidies van VROM, van een van Rijkswege gesubsidieerde besloten vennootschap geen sprake is.
3.4. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 november 1988, nr. 25504, BNB 1989/18, overwogen dat als lichamen die van Rijkswege gesubsidieerd zijn slechts kunnen gelden de lichamen die ter zake van de woningen welke tot hun vermogen behoren, zelf van Rijkswege subsidie genieten dan wel te eniger tijd hebben genoten. In het onderhavige geval staat vast dat de subsidies zijn genoten door belanghebbende. Gelet op de tekst en de strekking van evenvermeld artikel 10, lid 2, is het onder 3.2 hiervóór vermelde oordeel van het Hof juist. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 34807 en 34808 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten fiscale procedures.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
ver-oordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van de ge-dingen in cassatie aan de zijde van belangheb-bende, vastgesteld op f 2.840,-- voor be-roepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 8 december 1999, vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot, Hammerstein, Van Amersfoort en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van dit beroep in cassatie een recht geheven van f 340,--.