ECLI:NL:HR:1999:AA3813
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van Brunschot
- Hammerstein
- Van Amersfoort
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake vennootschapsbelasting X B.V.
Op 8 december 1999 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de zaak van de Staatssecretaris van Financiën tegen de besloten vennootschap X B.V. betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1993. De Staatssecretaris had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, dat de aanslag had verminderd tot nihil na bezwaar van belanghebbende. De zaak draait om de vraag of belanghebbende, opgericht door A U.A., als een van Rijkswege gesubsidieerde besloten vennootschap kan worden aangemerkt, gezien de subsidies die door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aan haar zijn verstrekt.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende op 25 maart 1986 door A is opgericht en dat A U.A. de enige aandeelhouder was. De statuten van belanghebbende geven aan dat zij zich richt op het verkrijgen, beheren en vervreemden van woningen. De subsidies die door VROM zijn verstrekt, zijn aan belanghebbende gedaan, wat volgens de Hoge Raad betekent dat belanghebbende als een van Rijkswege gesubsidieerde vennootschap kan worden aangemerkt. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat alleen lichamen die zelf van Rijkswege subsidie genieten, als gesubsidieerd kunnen worden beschouwd.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de Staatssecretaris verworpen en hem veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op f 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een recht geheven van f 340,-- van de Staatssecretaris ter zake van het beroep in cassatie. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de voorwaarden waaronder vennootschappen als gesubsidieerd kunnen worden aangemerkt.